test

Vandaag:

  1. Huiswerk behandelen (blz. 180)
  2. Uitleg tekstverbanden
  3. Zelf aan de slag
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag:

  1. Huiswerk behandelen (blz. 180)
  2. Uitleg tekstverbanden
  3. Zelf aan de slag

Slide 1 - Slide

z
A
z

Slide 2 - Quiz


😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll




LESDOEL:
Je weet wat een aanwijzend en vragend voornaamwoord is en hoe je deze in een zin vindt.


LESDOEL:
  • Je weet hoe je tekstverbanden aan de hand van signaalwoorden herkent.

Slide 4 - Slide

Bijwoord (BW)

- geeft een tijd aan

- geeft een plaats aan

- geeft een zekerheid aan

- geeft een ontkenning aan

Slide 5 - Slide

Opdracht 1
  • Helaas – niet
  • toch – gisteren
  • Waarschijnlijk – vanavond
  • dagelijks
  • Waarom – eigenlijk
  • zeker

Slide 6 - Slide

Opdracht 2
  • 1 Hopelijk (bw) – ook (bw) – vuile (bn)
  • 2 Laatst (bw) – heel (bw) – erg (bw) – mooie (bn) – Afrikaanse (bn)
  • 3 hard (bw) – dichtstbijzijnde (bn)
  • 4 vrolijke (bn) – bijzonder (bw) – grappig (bn)

Slide 7 - Slide

Opdracht 3
  • 1 Plotseling stak een enorme storm op. Ik schrok enorm van die harde klap.
  • 2 Tegenover onze school staat een hoog gebouw. Anne Marthe sprong echt hoog tijdens de gymles!
  • 3 Dit is een precies werkje! Het ijverige meisje werkt heel precies.
  • 4 Dit vaasje is gelukkig nog heel. Mijn vader wordt soms heel boos op mijn broertje.

Slide 8 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Tekstverbanden
Chronologisch tekstverband

Opsommend tekstverband

Tegenstellend tekstverband

Toelichtend tekstverband


  • Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde 
  • Dingen worden achter elkaar opgenoemd 
  • Tegenovergestelde zaken worden genoemd 
  • Extra informatie wordt gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld


Slide 11 - Slide

Chronologisch
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend
  • eerst, daarna, toen, vroeger, nu, later
  • ook, tevens, bovendien, ten eerste, ten tweede, daarnaast 
  • zo, zoals, bijvoorbeeld 
  •  maar, echter, toch, daarentegen

Slide 12 - Slide

Als gevolg van, dus, doordat, dat komt door... zijn signaalwoorden die horen bij?
A
vergelijkend verband
B
concluderend verband
C
oorzakelijk verband
D
redengevend verband

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 14 - Quiz

Wat is eigenlijk het nut van signaalwoorden?
A
Je leert goed spellen
B
Je kunt dan sneller lezen
C
Je snapt dan beter hoe een tekst in elkaar zit
D
Dat heb toch helegaar no nut :)

Slide 15 - Quiz

Als gevolg van de hevige sneeuwval, moesten de mensen sneeuw ruimen.
Wat is hier het signaalwoord?
A
hevige
B
moesten
C
als gevolg van
D
sneeuwval

Slide 16 - Quiz

'Ook'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 17 - Quiz

Nu zelf aan de slag!
Lees: Bladzijde 102
Maak: Opdracht 1 t/m 4

Dit is huiswerk voor de aankomende 2 lessen. Dus eerst 1 en 2, de les daarna 3 en 4.
 

Slide 18 - Slide