- je mag een woordenboek gebruiken. Deze krijg je van school.
- maak altijd hele zinnen.
- let op accenten.
- let op mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud en meervoud
- maak het niet te moeilijk voor jezelf. Maak eenvoudige zinnen zoals je hebt geleerd.
- houd je aan de opdracht.
- bekijk goed de opdrachten uit je boek en vooral de tekstballonnetjes.