NT2 HORECA Periode 2

NT2 HORECA Periode 2
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

NT2 HORECA Periode 2

Slide 1 - Slide


  1. Instructie
  2. Catering
  3. Mise en place
  4. Enigszins
  5. Couvert
  6. Debarasseren
  7. Aspecten
  8. Ménage
  9. Digestief
  10. Factoren
  11. Dresseren
12. Gastronomie























Welke woorden ken je al?

Slide 2 - Slide

Instructie

👉 een uitleg stap voor stap
👉 om te weten wat je moet doen
👉 zodat je een taak goed en veilig uitvoert

Slide 3 - Slide

Wat kan een instructie zijn?

  • Mondeling: iemand legt het uit
  • Op papier: een stappenplan of       handleiding
  • Met plaatjes of pictogrammen
  • In een filmpje

Slide 4 - Slide

Catering

👉 eten en drinken verzorgen
👉 op een andere plek dan een restaurant
👉 voor een groep mensen (bijvoorbeeld op school, feest of werk)


Slide 5 - Slide

Wat doet een cateringbedrijf of medewerker?

🍱 Maakt eten klaar (broodjes,     salades, soep, warme maaltijden)
🥤 Zorgt voor drinken (koffie, thee,  sap, water)
🚚 Brengt het eten naar de locatie
🍴 Dekt de tafels, zet buffet klaar
🧼 Ruimt op en maakt schoon

Slide 6 - Slide

Mise en place 

Mise en place is een Frans woord. Het betekent:
👉 Alles van tevoren klaarzetten
👉 zodat je snel en goed kunt werken in de keuken

Slide 7 - Slide

Wat hoort bij mise en place?

🧅 Groenten snijden
🍖 Vlees of vis voorbereiden
🍽️ Borden en bestek klaarzetten
🥣 Saus of soep klaarzetten
🧂 Ingrediënten afwegen en klaarzetten

Slide 8 - Slide

Waarom is mise en place belangrijk?

✅ Je werkt netjes en snel
✅ Je vergeet niets
✅ Je hebt minder stress tijdens het koken
✅ Alles staat op de juiste plek

Slide 9 - Slide

Enigszins


👉 een beetje
👉 niet veel, maar wel een klein beetje

Slide 10 - Slide

Wat betekent "enigszins"? 

☐  Heel veel
☐  Een beetje
☐  Helemaal niet
 ☐ Niet veel, maar wel een klein beetje

Slide 11 - Slide

Couvert

👉 één gedekte plek voor een gast
👉 met bord, bestek, glas en servet

📌 Bijvoorbeeld:
“Er zijn 20 couverts gereserveerd.” = 20 gasten komen eten.


Slide 12 - Slide

Soms een klein bedrag op de rekening

In sommige landen is een "couvert" ook een bedrag op de rekening voor:
👉 brood, boter of dekkosten
👉 maar in Nederland doen we dit bijna niet meer.


Slide 13 - Slide

Voorbeeldzinnen:
“Hoeveel couverts moet ik dekken?”

“Het restaurant heeft 40 couverts vanavond.”

“Voor elk couvert leg je bestek en een glas neer.”

Slide 14 - Slide

Debarasseren

Debarasseren is een Frans woord.
Het betekent:
👉 de tafel afruimen na het eten.
👉 bord, bestek en glazen van tafel halen.

Slide 15 - Slide

Wat doe je bij debarasseren?

Borden netjes weghalen van tafel

  • Bestek en glazen opruimen.
  • Kruimels verwijderen.
  • Tafel klaarmaken voor de volgende gast.

Slide 16 - Slide

Aspecten

👉 onderdelen of kanten van iets
👉 je kijkt naar verschillende dingen van één onderwerp

Slide 17 - Slide

Stel je voor: je beoordeelt een maaltijd.
Je kijkt dan naar verschillende aspecten, zoals:

  • de smaak
  • de presentatie
  • of het gezond is
  • de hoeveelheid
  • of het warm is

Slide 18 - Slide

Ménage

Ménage is een Frans woord.
👉 kleine set op tafel met:

  • zout
  • peper
  • mosterd
  • olie/azijn (soms)
📌 Deze set staat vaak in het midden van de tafel.

Slide 19 - Slide

Wat doe je met de ménage?

  • Zet het netjes op tafel
  • Controleer of alles vol en schoon is
  • Maak het regelmatig schoon

Slide 20 - Slide

Wat hoort bij een ménage

☐ Zout
☐ Peper
☐ Bestek
☐ Mosterd
☐ Servet

Slide 21 - Slide

Digestief

Digestief is een Frans woord.

Het betekent:
👉 een drankje na het eten
👉 het helpt om het eten te verteren (= digestie)

Slide 22 - Slide

Wanneer geef je een digestief?

  • Na het hoofdgerecht of dessert
  • Vaak bij een diner in een restaurant
  • Het is meestal een alcoholisch drankje

Slide 23 - Slide

🍸 Voorbeelden van digestieven:

Likeur (bijv. Baileys, Grand Marnier)
Cognac
Port
Amaretto

📌 In sommige gevallen wordt ook koffie of thee als digestief aangeboden.

Slide 24 - Slide

Factoren

👉 dingen die invloed hebben op iets.

👉 ze veranderen of bepalen een situatie of een resultaat.

Slide 25 - Slide

Waarom voelt iemand zich niet goed?
Er kunnen veel factoren zijn, zoals:

  • te weinig slaap
  • stress
  • slecht eten
  • weinig beweging
  • medicijnen

📌 Al deze dingen zijn factoren die invloed hebben op hoe je je voelt.

Slide 26 - Slide

🍽️ Wat is dresseren?

👉 eten mooi en netjes op een bord leggen.

👉 het bord versieren zodat het er lekker en aantrekkelijk uitziet.

Slide 27 - Slide

Wat doe je bij dresseren?

  • Groenten en vlees netjes neerleggen.
  • Sausjes mooi verdelen.
  • Garnering (zoals kruiden, salade) toevoegen.
  • Het bord schoon houden zonder vlekken.

Slide 28 - Slide

 Eten netjes neerleggen
Het bord versieren zodat het er lekker en aantrekkelijk uitziet.
Garnering (zoals kruiden, salade) toevoegen
Welk woord zoeken wij?

Slide 29 - Slide

Gastronomie

👉 de kunst en wetenschap van lekker eten maken en eten genieten
👉 het gaat om goede kwaliteit eten en drinken
👉 ook over hoe je het serveert en beleeft

Slide 30 - Slide

Waar gaat gastronomie over?

  • Lekker en mooi koken
  • Eten goed presenteren
  • Weten welke smaken goed bij elkaar passen
  • Gastvrij zijn en zorgen dat mensen genieten
  • Eten en drinken met aandacht maken

Slide 31 - Slide

Voorbeeldzinnen:
“In de gastronomie draait het om kwaliteit en smaak.”

“Een restaurant met goede gastronomie heeft vaak een chef-kok.”

“Gastronomie is meer dan alleen koken, het is een ervaring.”

Slide 32 - Slide

Wat is een kenmerk van 'Ménage'?
A
Een set van bestek en servies
B
Een soort dessertwijn

Slide 33 - Quiz

Wat betekent 'Dresseren' in de gastronomie?
A
Het opmaken van een bord
B
Het koken van vleesgerechten

Slide 34 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een digestief?
A
Likeur na de maaltijd
B
Wijn voor het diner

Slide 35 - Quiz

Wat omvat 'Gastronomie'?
A
De wetenschap van hygiëne
B
De kunst van het koken

Slide 36 - Quiz

Wat is een 'Couvert'?
A
Een soort maaltijd
B
Bestek en servies voor één persoon

Slide 37 - Quiz

  1. Instructie
  2. Catering
  3. Mise en place
  4. Enigszins
  5. Couvert
  6. Debarasseren
  7. Aspecten
  8. Ménage
  9. Digestief
  10. Factoren
  11. Dresseren
  12. Gastronomie
Welke woorden ken je nog en welke woorden schrijf je op in jouw woordenlijst?

Slide 38 - Slide