Paragraaf 3: Hard werken

Toets inhalen:
Coachplein Vrijdagmiddag (onder voorbehoud)
1 / 38
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Toets inhalen:
Coachplein Vrijdagmiddag (onder voorbehoud)

Slide 1 - Slide

Paragraaf 3: Hard werken tijdens de Industriele Revolutie (Onderdeel A) --> Pagina 64 en 65.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen onderdeel A:
  • Je kunt drie omstandigheden benoemen van de arbeider tijdens de industriele revolutie
  •  Je kunt uitleggen waarom de overheid niks deed aan de slechte omstandigheden van de arbeider.
  • Je kan het begrip 'liberalisme' omschrijven.

Slide 3 - Slide

Industriële

Revolutie
Industrie =
Het maken van een product van grondstoffen

Bijvoorbeeld: Het maken van een trui van wol met een machine.
Revolutie =
Een grote verandering binnen een korte tijd.

Bijvoorbeeld: Door de komst van stoommachines konden heel veel producten veel sneller gemaakt worden.
Industriële Revolutie = Een grote verandering binnen een korte tijd in de manier waarop producten gemaakt konden worden.

Slide 4 - Slide

Vóór de Industriële Revolutie:

- Landbouw in de zomer.
- Huisnijverheid in de winter.
- Simpel maar hard werken.
- Hele dag door, maar goed betaald.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Tijdens en ná de Industriële Revolutie:
- De arbeider ontstaat. Men gaat massaal in fabrieken werken.
- Gevaarlijke baan met lange werktijden.
- Geen wetten om de arbeider te beschermen.


Slide 8 - Slide

Maken:
10 t/m 12 op bladzijde 64 en 65.

Slide 9 - Slide

Arbeider:
  • 12 uur per dag
  • Weinig daglicht
  • Veel herrie
  • Ongezonde lucht
  • Weinig betaald
  • Niet beschermd door wetten
  • Te laat = boete
  • Ziek = ontslag
  • Slechte huizen voor arbeiders (geen riolering, weinig plek).


Leerdoel:
  • Hoe zag het leven van een arbeider eruit?
Begrippen:
  • arbeider
§2.3
Hard werken: Onderdeel A

Slide 10 - Slide

Waarom deed de overheid niets aan de situatie van de arbeider?
  • De meeste bestuurders/fabriekseigenaren. waren rijke mensen die aanhangers waren van het liberalisme.
  • Liberalisme: een beweging die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers. 
  • De regering moest zich zo min mogelijk bemoeien met de economie (en dus fabrieken).

Slide 11 - Slide

Liberalisme is ook eigen belang..
Fabrieksbazen mochten hun eigen lonen, regels en prijzen bepalen --> Goed voor de economie.
Maar.. slecht voor de arbeider.. 
En goed voor de fabrieksbaas --> hoe minder loon des te meer winst voor de fabrieksbaas!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Leerdoelen onderdeel A:
  • Je kunt drie omstandigheden benoemen van de arbeider tijdens de industriele revolutie
  •  Je kunt uitleggen waarom de overheid niks deed aan de slechte omstandigheden van de arbeider.
  • Je kan het begrip 'liberalisme' omschrijven.

Slide 14 - Slide

Beschrijf in je eigen woorden hoe het leven van de arbeider eruit zag in 19de eeuw.

Slide 15 - Open question

Beschrijf in je eigen woorden wat liberalisme betekent.

Slide 16 - Open question

Waarom vindt de fabrieksbaas (liberaal) dat er geen wetten moeten komen die de arbeider beschermen?

Slide 17 - Open question

Huiswerk: 
Maken opgave 10 t/m 16 op pagina 64 en 65.

Slide 18 - Slide

Paragraaf 3: Hard werken tijdens de Industriele Revolutie (Onderdeel B) --> Pagina 66 en 67.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Waarom kinderarbeid?
  • Bron van inkomsten: elk werkend kind levert geld op.
  • Er waren geen scholen voor niet-rijken.
  •  ''Je leert wat werken is''
  • Geen wetten tegen kinderarbeid.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Socialisme:
  • De beweging die het uitbuiten van de arbeider door fabriekseigenaren wil stoppen.
  • Doel 1: Bezit moet eerlijker verdeeld worden.
  • Doel 2: kiesrecht: het recht om te kiezen wie jouw land bestuurd.
Domela Nieuwenhuis

Slide 23 - Slide

Maken:
Bladzijde 66 en 67. 

Slide 24 - Slide

Samen sta je sterk!

Arbeiders willen:
  • rechten hebben (minder uren achter elkaar, vakantiedagen, salarisverhogen)
  • meebeslissen over wetten en regels: kiesrecht: iedere volwassene mag stemmen op wie het land bestuurd (eerst alleen mannen).
  • Vakbonden: arbeiders werken samen om hun eigen rechten en belangen te beschermen.

Belang: iets waar je voordeel bij hebt!
Leerdoel:
  • Je kan uitleggen hoe arbeiders probeerden een beter leven te krijgen
Begrippen:
  • kiesrecht
  • vakbonden
§2.3
Hard werken
3
Samen sterk

Slide 25 - Slide

Leerplichtwet


1901: Kinderen van 6 tot 12 jaar moeten verplicht naar school. 

Slide 26 - Slide

Kinderwetje van Van Houten

1874: Verboden voor kinderen onder 12 jaar om in de fabriek te werken. 

Slide 27 - Slide

Feminisme:
  • De beweging die gelijke rechten wil voor vrouwen.
  • Eerst vooral rijke vrouwen met een opleiding.
  • 1917: Algemeen mannenkiesrecht
  • 1919: Algemeen kiesrecht --> ook vrouwen mochten stemmen.

Aletta Jacobs

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Begrippen uit de paragraaf:
  • Liberalisme
  • Socialisme
  • Feminisme
  • Leerplichtwet
  • Kinderwetje van Van Houten
  • Kiesrecht
  • Algemeen Kiesrecht

Slide 30 - Slide

Maken: 
Bladzijde 68 en 69.

Slide 31 - Slide

Komt op voor de arbeider en eerlijker verdeler van bezit.
Opkomen voor de vrijheid van de burger en dus zo weinig mogelijk wetten.
De beweging die gelijke rechten wil voor vrouwen.
Liberalisme
Socialisme
Feminisme

Slide 32 - Drag question

Wat staat er in de Leerplichtwet van 1901?

Slide 33 - Open question

Wat staat er in het Kinderwetje van Van Houten?

Slide 34 - Open question

Wat betekent kiesrecht?

Slide 35 - Open question

In welk jaar kregen vrouwen kiesrecht?
A
1917
B
1919
C
1945
D
1999

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Video

Maken:
Pagina 70 en 71!

Slide 38 - Slide