Het ademhalingsstelsel

Het ademhalingsstelsel
Bouw en werking van de longen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Het ademhalingsstelsel
Bouw en werking van de longen

Slide 1 - Slide

Ademhalingsstelsel
wat weet je ?

Slide 2 - Mind map

Anatomie ademhalingsstelsel

Slide 3 - Slide

De weg van de ingeademde lucht
Mond- neusholte > keelholte > strottenhoofd > luchtpijp >
bronchusboom > bronchiën > en bronchiolen
> longtrechtertje > longblaasjes (alveoli)  


We hebben miljoenen longblaasjes!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Bovenste luchtwegen
- Neusholte
- Mondholte
- Keelholte
- Strottenhoofd 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Onderste luchtwegen
- Luchtpijp = trachea
- Bronchiën = hoofdvertakkingen luchtpijp (linker en rechter)
- Bronchioli = kleine vertakkingen 
- Longtrechtertjes en Alveoli (longblaasjes)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Doel ademhaling=gasuitwisseling
De drie belangrijkste processen bij het overbrengen van zuurstof uit de buitenlucht naar het bloed dat door de longen stroomt: Ventilatie, diffusie en perfusie

Ventilatie: het proces waarbij lucht de longen in-en uitstroomt
Diffusie: de spontane verplaatsing van gassen (onwillekeurig) tussen de longblaasjes en het bloed in de longhaarvaten
Perfusie: de activiteit waarbij het cardiovasculaire systeem het bloed door de longen pompt

Slide 15 - Slide

  • Longblaasjes worden omringd door longadertjes en longslagadertjes
  • Longslagadertjes voeren het zuurstofarme bloed aan vanaf de rechterhart helft
  • de longadertjes voeren het zuurstofrijke bloed weer af naar de linker harthelft
  • Stelregel diffusie: een gas verplaatst zich altijd van een ruimte met een hogere concentratie naar een ruimte met een lagere concentratie

Slide 16 - Slide

Diffusie
  • De longblaasjes hebben een zeer dunne wand (eenlagig plaveisel epitheel) omgeven door de haarvaten waardoor de uitwisseling van zuurstof en koolzuur kan plaats vinden
  • Bij toename van de hoeveelheid koolzuur in het bloed gaat  organen men sneller en dieper ademhalen 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Opdracht:
Leg de afbeelding uit in eigen woorden. Neem hierin mee de:
* bloedvoorziening
* de bloedsomloop
* diffusie

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Functie longvliezen (pleurabladen)
  • Het buitenste pleurablad heet het borstvlies en is vergroeid met de binnenzijde van de borstkas en de bovenzijde van het middenrif
  • het binnenste pleurablad heet het longvlies en is vergroeid met het longoppervlak
  • de ruimte tussen de beide pleurabladen heet de pleuraholte
  • de pleuraholte is luchtledig en bevat een laagje vocht waardoor beide bladen tegen elkaar aangezogen worden
  • het longvlies moet daardoor de bewegingen van het borstvlies volgen en hierdoor wordt de ruimte in de borstkas vergroot (inademing) of verkleind (uitademen) 

Slide 21 - Slide

Regulatie van de ademhaling
  • Ademhalingscentrum        
                         * Ademhaling gebeurt meestal onbewust, maar ook bewust in - en uitademen of de                               adem even inhouden is mogelijk. Onbewuste inademing wordt gestuurd door een                               impuls van het ademhalingscentrum in het verlengde merg van de hersenstam    

  • Ademprikkel
                         * Het ademhalingscentrum reageert op de koolstofdioxideconcentratie. Stijgt deze                              concentratie, dan wordt krachtiger geventileerd om de concentratie terug te                                          brengen op het optimale niveau

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Wat kun je aan de ademhaling observeren
  • Ademhalingsfrequentie: bij volwassenen normaal 15-20 maal per minuut
  • Verhoogd: bij koorts, emotie, inspanning, longaandoeningen
  • Verlaagd: in slaap en rust, na gebruik van barbituraten/ opioiden
  • Diepte: (hoeveelheid lucht per ademhaling)
  1. oppervlakkig: bij longemfyseem, hart en vaatziekten
  2.  diep: na gebruik van barbituraten/ opioiden, bewusteloosheid, hyperglycaemie    
  • Ritme: regelmatig of onregelmatig
  • Ademhalingspatroon: regelmatig verloop van uitademing en inademing       
  1. Kussmaul-ademhaling
  2. Cheyne-Stokes-ademhaling
  3. Gaspen     

Slide 25 - Slide

Buik ademhaling
- Middenrif
- Buik gaat zichtbaar op en neer
- Bij bewust buikademhaling ontspannen lichaam en geest
- Vaak in rust

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Borst ademhaling
- Tussenribspieren
-  Verhoogde inspanning van het lichaam
- Geeft stressreactie in het lichaam
- Bij geforceerde ademhaling worden alle hulpademhalingsspieren ingezet.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Wat gebeurt er in de neusholte met de ingeademde lucht?
A
bevochtigd, verwarmd, gekeurd en gezuiverd
B
verwarmd en gezuiverd
C
bevochtigd en verwarmd
D
verwarmd, gekeurd en gezuiverd

Slide 30 - Quiz

Uit hoeveel kwabben bestaan de longen ?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 31 - Quiz

In welke onderdelen van de luchtwegen zit trilhaarepitheel?
A
Neus, luchtpijp en bronchiën
B
Neus, luchtpijp, bronchiën, bronchiolen en longblaasjes
C
Neus, luchtpijp, bronchiën en bronchiolen

Slide 32 - Quiz

Het Latijnse woord voor luchtpijp is...
A
Oesofagus
B
Trachea
C
Bronchie
D
Alveoli

Slide 33 - Quiz

Welk gas beïnvloedt de ademhaling ?
A
Stikstof
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmonoxide
D
Zuurstof

Slide 34 - Quiz

Uit welke fases bestaat de ademhaling ?
A
Inademing, adempauze, uitademing
B
inademing, uitademing, adempauze
C
Inademing, uitademing

Slide 35 - Quiz

De ruimte tussen de beide longen heet...
A
bifurcatie
B
longhilus
C
pleuraholte
D
mediastinum

Slide 36 - Quiz

Wat is diffusie ?
A
vloeistof transport bij concentratieverschil
B
stoffentransport bij concentratieverschil
C
doorlaatbaarheid van een bloedvat

Slide 37 - Quiz

De hoeveelheid lucht die in één ademteug wordt ingeademd wordt ademvolume genoemd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Wat gebeurt er met het ademminuutvolume wanneer je diep en snel ademhaalt ?
A
ademminuutvolume neemt toe
B
ademminuutvolume neemt af
C
ademminuutvolume blijft gelijk

Slide 39 - Quiz