2024-03-01 Grieks G2

Leerdoelen

  • Ik kan vormen van het Griekse werkwoord herkennen, benoemen en vertalen.
  • Ik kan vertellen waarom de pest uitbrak in het Griekse legerkamp en wat er daarna gebeurde.


Weektaak

  • herhalen: W t/m les 9
  • leren: W les 11 (100%)
  • leren: gramm. 3.1 – 3.5 + 3.6 (werkwoord): dreun de rijtjes!
  • doen: drill 3.4-3.5 (100%)
  • maken (in de les): ergon 4α, 5β, 7α + 7β (4, 5, 6)

1 / 15
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen

  • Ik kan vormen van het Griekse werkwoord herkennen, benoemen en vertalen.
  • Ik kan vertellen waarom de pest uitbrak in het Griekse legerkamp en wat er daarna gebeurde.


Weektaak

  • herhalen: W t/m les 9
  • leren: W les 11 (100%)
  • leren: gramm. 3.1 – 3.5 + 3.6 (werkwoord): dreun de rijtjes!
  • doen: drill 3.4-3.5 (100%)
  • maken (in de les): ergon 4α, 5β, 7α + 7β (4, 5, 6)

Slide 1 - Slide

Begintaak: 
Noteer in je schrift de vertaling van:
  1. βλέπεις
  2. ὀνομάζετε (!)
  3. κτείνω
  4. φεύγει
  5. φαινουσιν
  6. χαίρομεν
  7. ἁρπάζει










8. θαυμάζω
9. δίωκετε
10. διαφθείρεις
11. τίκτουσι
12. παρασκευάζομεν
13. πέμπε
14. ἥκειν
Als het kan uit je hoofd!

Als je iets opzoekt: andere kleur

Slide 2 - Slide

Begintaak: 
Noteer in je schrift de vertaling van:
  1. βλέπεις
  2. ὀνομάζετε (!)
  3. κτείνω
  4. φεύγει
  5. φαινουσιν
  6. χαίρομεν
  7. ἁρπάζει










8. θαυμάζω
9. δίωκετε
10. διαφθείρεις
11. τίκτουσι
12. παρασκευάζομεν
13. πέμπε
14. ἥκειν
NB: dit was ergon 5 (HB 126) + 2 extra opgaven.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Woorden les 11

ἀκούω (+?)     σῳζω      πίνω     κωλύω     λαμβάνω     μετέχω

πράττω     λύω     ἀγανακτέω     εἰμί     γιγνώσκω     μέλλω

πῶς     τάχα     ὅτι (2)     μη     οὔποτε     ἔτι

ὁ οἶκος     ὁ οἶνος










Slide 10 - Slide

Pak je HB op blz. 128 + je schrift.

Klassikaal en mondeling:
  • Haal uit elke zin de persoonsvorm(en).
  • Bedenk bij elke pv: persoon? getal? Vertaling?

Op schrift:
  • Vertaal zin 4, 5 en 6 helemaal (= weektaak)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide