Gebruik GR

Gebruik GR
1 / 30
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gebruik GR

Slide 1 - Slide

Gebruik GR
  • Plotten
  • Venster instellingen
  •  Tabel maken
  • Nulpunten
  • Extreme waarden
  • Vergelijkingen oplossen

Slide 2 - Slide

Taal instellingen
Je rekenmachine staat standaard op Engels.
Deze kan je naar Nederlands zetten via knopje mode
en dan onderaan de taal wijzigen.
Hier kan je ook kiezen hoe je breuken en getallen weergegeven worden.

Terug gaan naar het rekenscherm:

Slide 3 - Slide

Plotten
De GR een grafiek laten tekenen.

Invoeren formule in 

Slide 4 - Slide

Formule invoeren
Plot1,plot 2, plot 3 mogen nooit zwart zijn!!

Slide 5 - Slide

Grafiek zichtbaar maken
Tabel:

Slide 6 - Slide

Venster(window) instellen
Dit om de grafiek goed in beeld te krijgen.

Standaard:

Slide 7 - Slide

Tabel(table) instellen
Dit om de tabel goed in beeld te krijgen.

Standaard:
Tabel start nu bij 0
De tabel gaat steeds met één stap omhoog

Slide 8 - Slide

Gebruik GR
Bij gebruik GR moet je op de toets vastleggen wat je gedaan hebt. 
y1=2x-4 
optie ... geeft

Slide 9 - Slide

Schetsen
Schetsen:
- Vul in: y1=                               zet dit ook bij de uitwerking op papier
- Eerst plotten in GR, denk aan juist venster
- Teken de assen
- Schets de grafiek
- Benoem de assen
(- Getallen bij assen zijn niet nodig)

Slide 10 - Slide

Zelf oefenen met de GR

Neem de Lessonup erbij of neem over als aantekening!!

Slide 11 - Slide

Aan de slag met grafische rekenmachine

Slide 12 - Slide

Bij het gebruik van de GR noteer je:
1) De formules die je invoert
2) De optie die je gebruikt + het resultaat
3) Je geeft antwoord op de vraag in een zinnetje

Slide 13 - Slide

Als je een grafiek moet schetsen op een toets, is stap 1: je voert de formule in bij y1 en schrijft dit op je toetsblaadje, y1=....
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Met welke optie bereken ik een y-waarde?
A
zero
B
trace
C
intersect
D
maximum

Slide 15 - Quiz

Met welke optie bereken ik een snijpunt van 2 grafieken?
A
zero
B
trace
C
intersect
D
maximum

Slide 16 - Quiz

Een fabrikant van tuinstoelen hanteert voor de dagopbrengst R van het model 'Easy' de formule 



Hierin is R in euro's en q is het aantal verkochte stoelen per dag.
Een geschikt is Xmin=0, Xmax=1500, Ymin=0 en Ymax=60000.
Voer de formule in en pas je window aan en druk op graph

Slide 17 - Slide

Schets de grafiek van

De juiste schets is
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

Schets de grafiek van

Bij de grafiek zet je de letters ...
A
x (horizontaal) en y (verticaal)
B
x (verticaal) en y (horizontaal)
C
q (horizontaal) en R (verticaal)
D
q (verticaal) en R (horizontaal)

Slide 19 - Quiz

Met welke optie bereken ik een maximum?
A
zero
B
trace
C
intersect
D
maximum

Slide 20 - Quiz

Voor welke q is de dagopbrengst maximaal?

Hierin is R de dagopbrengst in euro's en q is het aantal verkochte stoelen per dag.

A
555
B
51888
C
667
D
53333

Slide 21 - Quiz

Optie maximum
optie maximum geeft 
x=666,66.. en y=53333,33...
Dus voor q=667 is 
de dagopbrengst maximaal

Slide 22 - Slide

Hoeveel is die maximale dagopbrengst?

Hierin is R de dagopbrengst in euro's en q is het aantal verkochte stoelen per dag.

A
555
B
51888
C
667
D
53333

Slide 23 - Quiz

Op een dag heeft de fabrikant een opbrengst van 40 000 euro. Hoeveel stoelen zijn er verkocht?
Ik pak dit aan als volgt:
A
optie trace x=40 000
B
y2 = 40 000 en optie intersect

Slide 24 - Quiz

Op een dag heeft de fabrikant een opbrengst van 40 000 euro.
Hoeveel stoelen zijn er verkocht?

A
333
B
333 of 667
C
1000
D
333 of 1000

Slide 25 - Quiz

333 of 1000 stoelen

Slide 26 - Slide

Het bedrijf heeft ook kosten.
Per dag zijn de kosten gegeven door de formule K=15000+30q.

Slide 27 - Slide

De grafieken van K (kosten) en R (dagopbrengst) hebben 2 snijpunten. Wat is de praktische betekenis van deze snijpunten?

Slide 28 - Open question

Het bedrijf verkoopt 500 tuinstoelen.
Hoeveel euro zijn de kosten die dag?
K=15000+30q met q = aantal stoelen
A
15 000 euro
B
150 000 euro
C
30 000 euro
D
300 000 euro

Slide 29 - Quiz

Succes in 4H met het werken met je GR!
Let op je notatie, altijd 3 stappen
1) de formules die je invoert, 2) de optie + resultaat
3) geef antwoord op de vraag

Slide 30 - Slide