week 23 vast 5.6: De machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders

Welkom bij geschiedenis
Binnen= beginnen:
  • Ga rustig zitten op je plek volgens de klassenplattegrond.


Vandaag: uitleg paragraaf 5.6



1 / 27
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom bij geschiedenis
Binnen= beginnen:
  • Ga rustig zitten op je plek volgens de klassenplattegrond.


Vandaag: uitleg paragraaf 5.6



Slide 1 - Slide

Vandaag

  1. Uitleg paragraaf 5.6
  2. Zelfstandig werken paragraaf 5.6
  3. Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Leerdoel
1. Waarom en hoe verdedigde het liberalisme vooral de belangen van de fabrikanten?

2. Op welke wijze probeerden de socialisten de positie van de arbeiders te verbeteren? 

Slide 4 - Slide

Herhaling 
herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen

Slide 5 - Slide

Geef 3 voorbeelden van de slechte werkomstandigheden van fabrieksarbeiders.

Slide 6 - Open question

Waarom blijven mensen in de fabrieken werken ondanks de slechte omstandigheden?
A
Ze worden vanuit het geloof gedwongen
B
Ze hebben het inkomen nodig om te leven
C
Ze gaan zich anders vervelen
D
Ze kunnen niet meer op het platteland werken

Slide 7 - Quiz

Wat waren de belangrijkste doelen van de Verlichting?

Slide 8 - Open question

Wat zijn de drie kenmerkende woorden van de Franse Revolutie?
A
Vrijheid, gelijkheid, geloof
B
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
C
Broederschap, gelijkheid, rijkheid
D
Gelijkheid, broederschap, geloof

Slide 9 - Quiz

Ieder voor zich en God voor ons allen
  • Verlichting -> verstand gebruiken, vrijheid en gelijkheid
  • Franse Revolutie -> broederschap (solidariteit), afschaf standenmaatschappij
  • In industriesteden weinig te merken -> overleven!
  •  Overschot arbeidskrachten -> het werk accepteren óf geen werk

Slide 10 - Slide

Aan het begin van de Industriële Revolutie...
  • Einde standenmaatschappij, begin klassenmaatschappij.

  • Fabrikanten bepaalden werktijd, omstandigheden en loon arbeiders

  • Arbeiders makkelijk ontslagen.

Slide 11 - Slide

Kinderarbeid
  • Goedkope arbeidskrachten

  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan

  • Ze zijn goedkoper

  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 12 - Slide

Arbeidsomstandigheden
  • Saaaaaaaai (door arbeidsdeling/lopende band)

  • Lange werkdagen (14 uur per dag)
  • Gevaarlijk

  • Geen enkel recht

  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)

Slide 13 - Slide

Wat vind je van deze werk- en leefomstandigheden?

Slide 14 - Slide

De sociale kwestie
De sociale kwestie= bewustwording van het feit dat er in de eerste fase van de I.R. een groot verschil tussen de verschillende sociale groepen was ontstaan dat dringend om een oplossing vroeg

Slide 15 - Slide

Vakbonden
  • Arbeiders gaan zich verenigen
  • Kortere werkdagen
  • Hogere lonen
  • Betere werkomstandigheden

Slide 16 - Slide

Liberalen vs. Socialisten
Liberalen
Veel vrijheid, overheid zo min mogelijk doen, vaak rijke mensen (fabrieksbazen) stemmen daarop, privébezit 

Socialisme
Overheid doet zoveel mogelijk.  Wil sociale wetten invoeren om positie van arbeider te verbeteren. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

"HET RODE SPOOK WAART DOOR EUROPA"
Het communisme:
Karl Marx en zijn pamflet "Het Communistisch Manifest"
in 1847

Klassenstrijd: de samenleving is oneerlijk verdeeld tussen de bourgeoisie vs. het proletariaat.

Slide 20 - Slide

Klinkt goed....MAAR...
  • De staat bepaalt alles!
  • Geen verkiezingen
  • Planeconomie: economie wordt door de staat gerelgeld
  • Iedereen is even rijk/arm
  • Geen privé-bezit

Slide 21 - Slide

Revolutie of via de wet veranderen?

Aanhangers Marx: Revolutie! Later worden dit communisten genoemd.

Anderen? Nee geen geweld. We gaan via de wet veranderen: sociaal-democraten genoemd. Hoe dan? Door algemeen kiesrecht!

Slide 22 - Slide

Even checken....
Wat weet je nog.....?

Slide 23 - Slide

Socialist vs liberaal
socialist
liberaal
Iedereen moet kunnen doen wat hij wil.
Niet iedereen kan doen wat hij wil, want armen hebben minder mogelijkheden.
De overheid moet zorgen dat arme mensen een een beter leven krijgen.
Politiek is een zaak voor goed opgeleiden.

Slide 24 - Drag question

Waar gaat de maatschappelijke discussie 'de Sociale kwestie' over?

Slide 25 - Open question

Wat is het belangrijkste uitgangspunt van het liberalisme?
A
Gelijkheid
B
Solidariteit
C
Vrijheid
D
Religie

Slide 26 - Quiz

Werktijd
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?

Maken opdrachten paragraaf 5.6

Hoe?
  • Alleen
  • Muziek in mag
  • Vraag? Steek je vinger op!
 Nakijken!
.
Klaar? Steek je vinger op!




 
timer
10:00

Slide 27 - Slide