Herhalen de woorden Nederlands - Duits van Hoofdstuk 6
Slide 2 - Slide
Lernliste maken (en bewaren!)
Ga naar blz. 26
Gebruik je schrift of los blad
Maak korte zinnetjes met de woorden onder B Wortschatz t/m het woord Ferien
Geef de zinnen een nummer: 1a de gitaar - die Gitarre - Ich spiele Gitarre
1b de gitaren - die Gitarren - Er hat zwei Gitarren
2a de stad 2b de steden
gebruik hierbij de werkwoorden haben en sein, werkwoorden die je kent en bijvoeglijke naamwoorden onder "Wiederholung"
Slide 3 - Slide
Lernliste maken (en bewaren!)
Maak nu korte zinnetjes met de werkwoorden onder B Wortschatz: Sport machen t/m schwimmen
Gebruik verschillende persoonlijk voornaamwoorden (ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie of Sie) Nummer door waar je gebleven bent. Voorbeeld: 8 aan Sport doen - Sport machen - wir machen Sport 9 bevallen (leuk vinden) - gefallen - es gefällt mir
maak ook een zinnetje met de voltooid deelwoorden. 10a Ich fahre Rad 10b Ich habe Rad gefahren
Pak de regels hoe de werkwoorden te vervoegen er nog eens bij: stam = werkwoord -en eraf halen (fe) -e -st -t -en -t- -en ich du er/sie/es wir ihr sie/Sie
Slide 4 - Slide
Huiswerk
Maak thuis de Lernliste af. Vanaf 'met' t/m 'saai'
Leer de woorden 1 t/m 7 van je eigen Lernliste en het bijbehorende zinnetje.
Volgende les: Leestekst over hobby's Vertalen zinnetjes naar het Nederlands onder A en C