Les verbes en -ER au present

1 / 15
next
Slide 1: Video

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Wat is de stam van parler (praten)?

Slide 2 - Open question

Wat is de stam van danser (dansen)?

Slide 3 - Open question

Wat is de stam van donner (geven)?

Slide 4 - Open question

Combineer de goede uitgang met de juiste persoonlijk voornamwoord

Je
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
  E
  ES
   E
  ONS
   EZ
   ENT

Slide 5 - Drag question

Vertal: ik geef (donner)

Slide 6 - Open question

Vertal: jij danst (danser)

Slide 7 - Open question

Vertal: hij/zij woont (habiter)

Slide 8 - Open question

Vertal: u zingt (chanter)

Slide 9 - Open question

Vertal: wij praten (parler)

Slide 10 - Open question

Vertal: jullie kijken (regarder)

Slide 11 - Open question

Vertal: zij zoeken (chercher)

Slide 12 - Open question

Sleep de vervoegingen van het werkwoord naar de juiste persoonlijk voornaamwoord
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
    parle
  habitez
  regardons 
   donnent
    joue
   danses

Slide 13 - Drag question

Geef de juiste vertaling van nederlandse werkwoorden
geven
kijken
praten
houden van
wonen
zingen
aimer
parler
regarder
habiter
donner
chanter

Slide 14 - Drag question

een ezelsbruggetje om de uitgangen van regelmatige ww op -er te onthouden

Slide 15 - Slide