maandag 6 februari

oefenen A1
Nikola
Masha
Rita
Anna
Vika
oefenen A2
Omar
Sami
Kaan
Dea
Shahad
Danya
Abidullah
Salwa


1 / 49
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

oefenen A1
Nikola
Masha
Rita
Anna
Vika
oefenen A2
Omar
Sami
Kaan
Dea
Shahad
Danya
Abidullah
Salwa


Slide 1 - Slide

vandaag
met wisbordje:
1.Samen filmpje bekijken
 Waar gaat het over?
2. Wat betekent het woord?
     Hoe vind je het?
3. Leestekst afmaken
3. Luisteren en Spreken
      eerst A1 dan A2 
Zelf: 
  1. Diglin
  2. Taal Compleet
  3. woordenNieuwsbegrip watersnoodramp oefenen met Quizlet

Presentaties

Slide 2 - Slide

lekker vrij
vrije tijd
het kleedhokje
pyjama
halen
rozijnen
stripboek

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Waar gaat het filmpje over?
Wat doe jij in je vrije tijd?

Slide 5 - Slide

nieuwe woorden
Mijn opa zit vaak in een oude, groene stoel voor het raam.
Deze fauteuil is al 100 jaar oud net als de kast.

Ons gezin houdt erg van wandelen, we lopen elk weekend
wel 10 kilometer in het bos.  





Slide 6 - Slide

Je hebt 80% van de taaltoets goed: dat is voldoende.
Rekenen ging niet zo goed, daarvoor heb je een onvoldoende
Niemand is absent, alle leerlingen zijn in de klas vandaag, 

Thee, Koffie, limonade en water: dit is allemaal vocht
Ik kreeg veel geschenken op mijn verjaardag: boeken, kleren en een nieuwe telefoon



Slide 7 - Slide

Abdul praat met zijn buurman
Dag meneer, ik ben Abdul.
Ik kom uit Syrië.
Ik zit al twee maanden op school.
Ik ga met de bus naar school.
Ik wil liever met de fiets.
Mijn vrienden komen ook op de fiets.
Mijn vader zegt: "Je moet wachten.
Het is nu erg koud.
Je mag later op de fiets.                        Als het lente is.
Als het lente is."

Slide 8 - Slide

maak de zinnen af
  1. Abdul praat met ...                                         
  2. Hij komt ......
  3. Hij woont...  
  4. Abdul gaat naar school... 
  5. Zijn vrienden komen ...
  6. Abdul mag.. 
  7. Het is.... 
 zijn buurman
uit Syrië
op de fiets
niet op de fiets
nu erg koud
in  Nederland
met de bus

Slide 9 - Slide

Luistervideo 2: De Schuur

Slide 10 - Slide

Aanvulzinnen
We zien zo meteen steeds een foto met een zin erbij. 
De zin is niet af.
Je mag zelf een einde bedenken.
De eerste paar foto's doen we samen!

Slide 11 - Slide

Spreekvaardigheid: aanvulzinnen, serie 1

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

dan
Als het verschillend is (dus niet hetzelfde) gebruik je dan.
Bijvoorbeeld:
Ik vind voetbal leuker dan zwemmen.
Yahya is groter dan Ahmad.

Slide 16 - Slide

geen verschil
Is het hetzelfde? Is er geen verschil?
Dan gebruik je het woord even.
Eslam en Yakeen voetballen even goed.
Mateusz en Natnael zijn even groot.
Dagmara en Saba schrijven even netjes.

Slide 17 - Slide

als
Is het hetzelfde dan gebruik je als.
Bijvoorbeeld:
Muaataz is even snel als Tarek.
Sarah spreekt even goed Arabisch als Noroz.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

trappen van vergelijking
goed - beter - best
veel - meer - het meest
weinig -minder -minst

Slide 21 - Slide

koud kouder koudst
Nederland is kleiner dan Duitsland.
Nederland is groter dan Luxemburg.
Het is in Nederland kouder dan in Spanje.
In Nederland wonen minder mensen dan in Frankrijk.
Nederland is rijker dan Griekenland.
In Nederland is meer water dan in België.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Ik ben beter als jij.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Noor is dapper dan mij.

A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Tom is bozer dan ik.

A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Els kan sneller lopen als ik.

A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Ben vindt jou aardiger als hem.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Vul in: als of dan?

Jij hebt veel meer tijd ….. ik/mij.
A
als ik
B
dan ik
C
als mij
D
dan mij

Slide 29 - Quiz

Vul in: als of dan?
De laatste vakantie was twee keer zo duur ….. vorig jaar.
A
als
B
dan

Slide 30 - Quiz

Vul in: als of dan?
Victor loopt een stuk harder ….. hij/hem.
A
als hij
B
dan hij
C
als hem
D
dan hem

Slide 31 - Quiz

Vul in: als of dan?
Frans verdient evenveel ….. zij/haar.

A
als zij
B
dan zij
C
als haar
D
dan haar

Slide 32 - Quiz

Vul in: als of dan?
Maud is net zo snel … hij/hem.

A
als hij
B
dan hij
C
als hem
D
dan hem

Slide 33 - Quiz

We hebben vandaag slechter gespeeld ….. vorige week.


A
als
B
dan

Slide 34 - Quiz

Wij waren gisteren stukken duurder uit ….. gepland.

A
als
B
dan

Slide 35 - Quiz

Wij gaan liever naar Zweden ….. naar Noorwegen.

A
als
B
dan

Slide 36 - Quiz

Gisteren waren we drie keer zo lang onderweg ….. anders.

A
als
B
dan

Slide 37 - Quiz

Een auto gaat ......... een fiets.

Slide 38 - Open question

Een dorp is ........ een stad.

Slide 39 - Open question

Een gram is ........ een kilo.

Slide 40 - Open question


Bedenk zelf woorden. Gebruik even.
Bijvoorbeeld:

Mohamed en Mohammad zijn .........

even oud.


Slide 41 - Slide

De kast en de tafel zijn ..........

Slide 42 - Open question

Ik vind blauw en rood ............

Slide 43 - Open question

De leerlingen zijn ...........

Slide 44 - Open question

De groene jurk is mooi, maar de zwarte jurk is ......

Slide 45 - Open question

Ik heb veel zin in het weekend, maar ik heb nog ....... zin in de vakantie.

Slide 46 - Open question

Ibrahim heeft weinig geld, maar Bilen heeft nog .......

Slide 47 - Open question

De keuken is vies, maar de badkamer is nog ......

Slide 48 - Open question

verschillen eigen land
hoger      lager   goedkoper    mooier  duurder
vriendelijker                  lekkerder
armer               rijker     meer   minder  
liever                   strenger 
eerder             later 
groener    vlakker           bergachtiger    natter               droger 


Slide 49 - Slide