Leestekens - hoofdletters

Leestekens
Hoofdletters 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Leestekens
Hoofdletters 

Slide 1 - Slide

Vandaag gaan we oefenen met het plaatsen van hoofdletters.

Waar en wanneer gebruik je een hoofdletter in een zin.

Slide 2 - Slide

Een nieuwe zin begin je met een hoofdletter.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Dagen en maanden schrijf je met een hoofdletter.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Namen van onder andere personen, plaatsen, landen, straten, provincies, gebergtes en rivieren begin je met een hoofdletter.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Als je een woord dat begint met ij met een hoofdletter moet schrijven, schrijf je Ij
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Afkortingen schrijf je soms met een hoofdletter en soms met een kleine letter.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Bij merken of bedrijven gebruik je meestal wel hoofdletter
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Ik hou van Pizza met veel kaas.
Ik hou van pizza met veel kaas.

Slide 9 - Drag question

Koning Willem-Alexander was aanwezig bij de opening.
Koning Willem-alexander was aanwezig bij de opening.

Slide 10 - Drag question

Wij gaan in de zomervakantie naar griekenland.
Wij gaan in de zomervakantie naar Griekenland.

Slide 11 - Drag question

Mijn favoriete maand is december.
Mijn favoriete maand is December.

Slide 12 - Drag question

Albert einstein was een beroemde natuurkundige.
Albert Einstein was een beroemde natuurkundige.

Slide 13 - Drag question

De euromast is een bekende toren in Rotterdam,
De Euromast is een bekende toren in Rotterdam.

Slide 14 - Drag question

Wanneer schrijven we ook alweer een hoofdletters?

Slide 15 - Open question