H5 kengetallen

Bedrijfseconomie H5
Fin. & Verslaggeving H5


1 / 49
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bedrijfseconomie H5
Fin. & Verslaggeving H5


Slide 1 - Slide

Leerdoelen
H4 Fin. & Verslaggeving





H5 Beoordeling van het gevoerde beleid
(Kengetallen)

  • Voorspelbaargedrag
  • Activa soorten
  • Quiz vragen
  • Opgaven maken
  • Voor u gelezen
  • Een eigen stichting? WADT?!



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

         Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur

Proces
  1. wat is de samenstelling van het benodigd kapitaal?
  2. wat is de totale vermogens-behoefte?
  3. welke soorten vermogen zijn beschikbaar?
  4. Leidt tot vermogensstructuur

Slide 4 - Slide

           Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur
Doel: risico betalingsproblemen voorkomen 

Hoe: kapitaal en vermogen op elkaar aan laten sluiten



Financieringsregels



Slide 5 - Slide


EV = Bezittingen - VV
A
Eens
B
Oneens

Slide 6 - Quiz


Aandelenkap.
€200.000
Agio reserve
€60.000
Lening
€200.000
Totale activa
€460.000
Totale passiva
€460.000
A
EV = €60.000
B
EV = €200.000
C
EV = €260.000
D
EV = €460.000

Slide 7 - Quiz

Aandachtspunten beoordeling
  • Zijn debiteuren kredietwaardig?
  • Wat is de looptijd van vlottende activa?
  • Wat is de looptijd van schulden op korte termijn?
  • Welk deel van goederenvoorraad is incourant?
  • Hoe groot is de kredietruimte bij de bank?
  • Verschil tussen lange-en korte termijn
  • moment opname (voorraadgrootheden)

Slide 8 - Slide

Hoe ontstaan liquiditeitsproblemen?

  • Slechte bedrijfsresultaten
  • Te hoge investeringen
  • Niet of langzaam betalende debiteuren
  • Te hoge aflossingsverplichtingen
  • Te grote voorraden

Slide 9 - Slide

Kengetallen
Verhouding tussen grootheden 
Liquiditeit: Current en Quick ratio, werkkapitaal -> korte termijn
Solvabiliteit: -> lange termijn
Rentabiliteit: Eigen -, Vreemd - en Totaal vermogen
Cash-flow: geldstroom, netto winst na bel.+afschrijving


Slide 10 - Slide

Current ratio
Liquiditeit: kan een onderneming aan de korte termijn verplichtingen voldoen? 

Slide 11 - Slide

Quick ratio = zeer korte termijn
Vlottende activa – voorraden + liquide mid.
              Schulden op korte termijn


  • Voorraden buiten beschouwing, omdat minst liquide, verkoop (op rekening) voorraad kost tijd, moeilijk verkoopbare goederen
  • Verschillende waarderingsgrondslagen dan geen invloed hebben (wel op current ratio dus)
  • Beter om verschillende ondernemingen te vergelijken
  • Uitkomst 1 of meer: liquiditeit is voldoende
- Uitkomst 1 of meer: liquiditeit voldoende

Slide 12 - Slide

Beïnvloeden ratio's  
Kort voordat ratio’s worden bepaald een schuld aan bank aflossen, ook wel window-dressing genoemd.


Nadelen en beperkingen ratio’s:
  • Momentopname
  • Tijdstippen van ontvangsten en betalingen niet bekend (hiervoor is liquiditeitsbegroting nodig)
  • Dispositieruimte (bedrag dat nog geleend kan worden) niet bekend

Daarom beoordelen we kengetallen niet zozeer als absolute waarde, maar vooral op: de vergelijking met andere perioden van dezelfde onderneming en met andere soortgelijke bedrijven.

Slide 13 - Slide

Aanpassingen
  • Vaste groep klanten (=debiteurenkern) en de minimumvoorraad die altijd aanwezig is (=ijzeren voorraad) indien in de opgave vermeld moeten van de VLA worden afgehaald bij berekening van de liquiditeit. Hierdoor wordt de ratio kleiner!
  • denk aan teller en noemer effect bij (examen) opgaven!

Slide 14 - Slide

wat is het verschil tussen current ratio en quick ratio?
A
quick ratio gaat over langlopende schulden
B
je houdt geen rekening met liquide middelen bij quick ratio
C
je houdt geen rekening met voorraaden bij quick ratio
D
er is geen verschil

Slide 15 - Quiz

De Current Ratio van een onderneming is 3,2. Op dat moment betaalt de onderneming enkele crediteuren per kas. De Current Ratio zal ...
A
dalen
B
gelijkblijven
C
stijgen

Slide 16 - Quiz

De directie van Veerman bv vindt de quick ratio van de onderneming doorgaans niet voldoende.
Hoe kan de quick ratio worden verbeterd?
A
kredietduur crediteuren vergroten
B
kredietduur crediteuren verkleinen
C
opslagduur voorraden vergroten
D
opslagduur voorraden verkleinen

Slide 17 - Quiz

Wat geeft een current ratio van 1,0 aan?
A
De organisatie kan niet alle schulden terugbetalen
B
De organisatie kan niet alle rekeningen betalen
C
De organisatie kan alle schulden terugbetalen
D
De organisatie is liquide

Slide 18 - Quiz

Het verschil tussen current ratio en quick ratio zit in:
A
Voorraad
B
Vaste activa
C
Liquide middelen
D
Crediteuren

Slide 19 - Quiz

Beoordelen
Gisteren: Liquiditeit (CR/QR) (zelf bekijken: netto werk kapitaal)
Vandaag: Solvabiliteit & Rentabiliteit

L
S
R

Slide 20 - Slide

L S R
Liquiditeitskengetallen: current ratio, quick ratio en nettowerkkapitaal.

Solvabiliteitskengetallen: alle verhoudingen tussen EV/VV/TV.

Rentabiliteitskengetallen: REV, IVV, RTV, hefboomeffect, winst per aandeel, cashflow per aandeel.

Slide 21 - Slide

Solvabiliteit
De solvabiliteit geeft aan in welke mate de onderneming aan al haar verplichtingen kan voldoen (dus ook die op lange termijn )

Een hoge solvabiliteit geeft verschaffers van vreemd vermogen vertrouwen dat ze geld aan een onderneming kunnen uitlenen

Slide 22 - Slide

Waarom leidt een betere solvabiliteit tot betere onderhandelings-positie op de vermogensmarkt? 



Slide 23 - Slide

Solvabiliteit
Solvabiliteitsratio = TV / VV
( soms solvabiliteitspercentage = TV / VV x 100% )

Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe beter de onderneming in staat is alle schulden te voldoen.

Vuistregel: Solvabiliteitsratio > 1,5 is voldoende

Slide 24 - Slide

Solvabilteitseis
solvabiliteitvreemd vermogen
                               totaal vermogen 

te lage solvabiliteit? activa off-balance
huur/ lease/ sale and leaseback/ factoring/ consignatievoorraad/ cloud-oplossingen 

Slide 25 - Slide

Formules solvabiliteit
  • EV/VV x 100 % = solvabiliteit (>100)
  • TV/VV x 100 % = solvabiliteit (>200)
  • EV/TV x 100 % = solvabiliteit (>50)

Slide 26 - Slide

Wie is er niet heel erg geïnteresseerd in de liquiditeit en solvabiliteit van een onderneming?
A
Bank
B
Verhuurder
C
Debiteur
D
Crediteur

Slide 27 - Quiz

Wat is de
solvabiliteit van dit
bedrijf? EV/TV
A
60%
B
37,5%
C
62,5%
D
50%

Slide 28 - Quiz

Wat is de
solvabiliteit van dit
bedrijf? EV/VV
A
60%
B
37,5%
C
62,5%
D
50%

Slide 29 - Quiz

Een organisatie die alle schulden terug kan betalen is
A
Solvabel
B
Crediteur
C
Debiteur
D
Liquide

Slide 30 - Quiz

Een organisatie die de rekeningen kan betalen is
A
Solvabel
B
Crediteur
C
Debiteur
D
Liquide

Slide 31 - Quiz


Liquiditeit 

Schulden op korte termijn

Solvabiliteit 

Schulden op korte én lange termijn

Slide 32 - Slide

Rentabiliteit
Winstgevendheid van vermogen verschaffers:
REV; Eigen vermogen; Winst na bel./Gem. EV
IVV; Vreemd vermogen; Interestkosten/Gem. VV
RTV; Totaal vermogen; (Winst n bel + Interest)/Gem.TV
NB; Altijd alles voor-of na belasting berekenen, totale kosten aan interest en overige voor totaal vreemd vermogen

Slide 33 - Slide

Hefbomen
Hefboom EV/VV: als lenen minder rente kost dan een investering aan rendement oplevert is het voordelig om maximaal te financieren. 

Risico?
  • Als rendement achterblijft dan lopen de renteverplichtingen door en kunnen betalingsproblemen ontstaan


Slide 34 - Slide

EBIT
Earnings                                     EBIT: winst voor rente en belasting 
Before                           
Interest                                
Taxes                                                                                
=  bedrijfsresultaat (nettowinst) zonder invloed van gemaakte keuzes m.b.t.
financieringsstructuur en (lokale) belastingheffing 

Slide 35 - Slide

EBIT DA 
Earnings                                      
Before                                                                
Interest                                            
Taxes                                               
Depreciation                                   
Amortization                                    
EBITDA: winst voor rente en belasting, afschrijving en afwaardering/afschrijving van immateriële vaste activa  

Slide 36 - Slide

DuPont Schema
De relatie tussen het RESULTAAT en het VERMOGEN waarmee dit resultaat is behaald....

wordt gelegd in het DuPont-schema

Slide 37 - Slide

DuPont Schema
Rentabiliteit Totaal Vermogen = EBIT / TV
Totaal Vermogen = balanstotaal = EV+VV = vaste- + vlottende activa

Slide 38 - Slide

Opgaven maken
Opgaven maken H5 in LearnBeat van Fin. & verslaggeving

Straks verder met rentabiliteit




timer
27:00

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Vergelijking 

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Vergelijking 

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Voorbeeld balans
Is de onderneming voldoende liquide? 

Slide 47 - Slide

Voorbeeld balans

  • uitkomst 1, of groter is liquide norm 2,0... maar afhankelijk type onderneming
  • vergelijking tussen periodes vooral relevant

Slide 48 - Slide

Voor u gelezen
timer
10:00

Slide 49 - Slide