voltooide tijd

Wat weet je van.....
het perfectum/de voltooide tijd?
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat weet je van.....
het perfectum/de voltooide tijd?

Slide 1 - Slide

voltooide tijd
* in het verleden
* het is klaar, afgelopen

* twee werkwoorden:
- hebben + voltooid deelwoord
- zijn + voltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

voltooid deelwoord
regelmatig:          ge___(stam)___d/t  

onregelmatig:           ge__(stam) ___en

Slide 3 - Slide

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              ?

Slide 4 - Slide

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets

Slide 5 - Slide

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets
je doet      1.       ge + stam:     ?
              

Slide 6 - Slide

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets
je doet 1.  ge + stam:     gefiets
                

Slide 7 - Slide

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets
je doet 1.  ge + stam:     gefiets
                2. + d / t:              ?

Slide 8 - Slide

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets
je doet 1.  ge + stam:     gefiets
                2. + d / t:              gefietst

Slide 9 - Slide

NOG EEN WERKWOORD
werkwoord:         wonen
stam:                      _______

Slide 10 - Slide

NOG EEN WERKWOORD
werkwoord:         wonen
stam:                     woon
1. ge + _____ :

Slide 11 - Slide

NOG EEN WERKWOORD
werkwoord:         wonen
stam:                     woon
1. ge + _____ :       gewoon
2. + d / t  :              gewoond

Slide 12 - Slide

vraag:
wanneer gebruik je _d? (gewoond)
wanneer gebruik je -t? (gewerkt)

Slide 13 - Slide

Kijk naar de laatste letter van de stam :
Zit de letter in T EXKOFSCHIP / SOFTKETCHUP X ?

Dan voeg je -t toe.

Zit de letter niet in T EXKOFSCHIP / SOFTKETCHUP X ?

Dan voeg je -d toe.

Slide 14 - Slide

-t

Slide 15 - Slide

-t

Slide 16 - Slide

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: maken

Slide 17 - Open question

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: voetballen

Slide 18 - Open question

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: zeggen

Slide 19 - Open question

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: koken

Slide 20 - Open question

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: proeven

Slide 21 - Open question

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: razen

Slide 22 - Open question

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: wandelen

Slide 23 - Open question

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: leren

Slide 24 - Open question

werkwoorden met een prefix
krijgen geen ge-

gebruiken
verhuizen
bestellen
herkennen
ontdekken

Slide 25 - Slide

werkwoorden met een prefix
krijgen geen ge-

gebruiken      >     gebruikt
verhuizen      >     verhuisd
bestellen       >     besteld
herkennen    >     herkend
ontdekken    >     ontdekt

Slide 26 - Slide

Nu zinnen maken!
Wat hebben we nodig?
Twee hulpwerkwoorden.

* hebben
* zijn

Slide 27 - Slide

de volgorde in de zin
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
Zij heeft haar moeder gebeld.
We hebben een portret geschilderd.

Ik ben naar school gefietst.
Zij is vorig jaar getrouwd.


Slide 28 - Slide

De volgorde:
- onderwerp (subject)
- persoonsvorm (hebben/zijn)
- rest van de zin
- voltooid deelwoord

Slide 29 - Slide

Zet in de voltooide tijd:
Leo maakt een tekening.

Slide 30 - Open question

Zet in de voltooide tijd:
Aldwin zegt geen woord.

Slide 31 - Open question

Zet in de voltooide tijd:
Emma tekent in haar schrift.

Slide 32 - Open question

Lera luistert stil naar de juf.

Slide 33 - Open question

Samuel gaat na school direct naar huis.

Slide 34 - Open question

De auto's stoppen voor het stoplicht.

Slide 35 - Open question

Het stormt de hele dag.

Slide 36 - Open question

Zijn er nog vragen?

Slide 37 - Open question

De meester praat met de leerling.

Slide 38 - Open question

De hond wandelt door het bos.

Slide 39 - Open question

De basketballer dribbelt met de bal.

Slide 40 - Open question