Spelling

Spelling 
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waarom is goed spellen nou eigenlijk zo belangrijk?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Stam
= Hele werkwoord - en

Fiets
Schrijf
Bakk
Verv
Bloz
Reiz
Ik-vorm
= ik .............

Fiets
Schrijf
Bak
Verf
Bloos
Reis

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [praten].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [lopen].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [verhuizen].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [wachten].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [trouwen].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

au of ou?
Ik was dol op de boekjes over de kleine kab...ter.
A
au
B
ou

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

au of ou?
Je moet je antwoorden n...wkeurig opschrijven.
A
au
B
ou

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

au of ou?
Jij kunt echt goed dingen onth...den.
A
au
B
ou

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

ei of ij?
Wij str..den om de hoofdprijs.
A
ei
B
ij

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Korte klanken

In sommige woorden hoor je een korte klank: a, e, i, o of u.


Bijvoorbeeld:
mep, map, mop
stem, stam, stom

Slide 14 - Slide


Lange klanken
Soms hoor je een lange klank: aa, ee, oo, uu


Bijvoorbeeld:
slaap, mees, boos, vuur

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn allemaal korte klanken?
A
gat, dun, waar
B
bot, oor, fris
C
met, lap, vol
D
mis, muur, flap

Slide 16 - Quiz

Lange klanken:
A: waar
B: oor
D: muur
Wat zijn allemaal lange klanken?
A
mees, vraag, wordt
B
gaar, mis, Luuk
C
want, moord, blaar
D
muur, roos, laars

Slide 17 - Quiz

Korte klanken:
A: wordt (let op: er staat niet 'woord')
B: mis
C: want
Klankgroepen
1 klankgroep: droom > lange klank 

2 klankgroepen: loket (lo-ket) > lange & korte klank

3 klankgroepen: paraplu (pa-ra-plu) > lange klank 3x

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Woorden langer maken doen we met de tekendief en de dubbelzetter.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

i of ie?
We kregen hulp van de pol...tie.
A
i
B
ie

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

i of ie?
In de vakant... ga ik altijd kamperen.
A
i
B
ie

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

i of ie?
Ol...fanten hebben een goed geheugen.
A
i
B
ie

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


Meervoud

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

  1. Meervoud op -en
    stoelen, katten, beren

  2. Meervoud op -s
    vogels, toffees

  3. Meervoud op 's
    oma's

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Enkelvoud - meervoud
De meeste zelfstandig naamwoorden kun je in enkelvoud 
en meervoud zetten. Bij het enkelvoud is er één van iets, 
bij het meervoud is er méér van iets.

Let op! Er zijn uitzonderingen, zelfstandig naamwoorden die geen meervoud hebben. Bijvoorbeeld melk, wiskunde, onweer, hersenen, jeans.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Meervoud op -en
Woorden die eindigen op een medeklinker
krijgen meestal -en in het meervoud.

Als het voor de uitspraak nodig is, verdubbel je 
de medeklinker of verenkel je de klinker.

kat - katten (niet: *katen), 
beer - beren (niet *beeren)

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Meervoud op -s
1. Als de laatste lettergreep geen klemtoon heeft, 
is het meervoud op -s.
Bijvoorbeeld: vó-gel - vogels, bé-zem - bezems

2. Ook woorden die eindigen op een klinker
krijgen in het meervoud -s
Bijvoorbeeld: niveau - niveaus, toffee - tofees 

Slide 29 - Slide

Benadruk dat de lettergreepregel een uitzondering is op de regel voor het meervoud op -en.
Let op!
Eindigt een woord op een enkele 
a, i, o, u, y
dan krijgt het meervoud -'s.
Dat is nodig om de klank gelijk te houden. 

oma - oma's (niet: *omas)
baby - baby's (niet: *babys)

Slide 30 - Slide

Benadruk dat de enkele 'e' hier niet tussen staat. Deze wordt aan het einde van een woord uitgesproken als stomme e en daar mag de -s direct achter. 
Bij sommige zelfstandig naamwoorden verandert een letter als je het meervoud schrijft:

muis - muizen
boef - boeven

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een -ee, dan schrijf je -ën:
KLEMTOON OP LAATSTE OF ENIGE LETTERGREEP

drie - drieën
industrie - industrieën
melodie - melodieën



KLEMTOON NIET OP LAATSTE LETTERGREEP?

porie - poriën
kolonie - koloniën
bacterie - bacteriën

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat is de meervoudsvorm van het woord bureau?

Slide 33 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een klinker (tweeklank).
Wat is de meervoudsvorm
van het woord avocado?

Slide 34 - Open question

Het enkelvoud eindigt op de enkele lange klinker 'o'.
Wat is de meervoudsvorm van het woord machine?

Slide 35 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een klinker.
Wat is de meervoudsvorm
van het woord paardenbloem?

Slide 36 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker.
Wat is de meervoudsvorm van het woord dadel?

Slide 37 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker, maar de klemtoon ligt niet op de laatste lettergreep: dá-del. 
Uitzonderingen
Een aantal woorden houden zich niet aan de standaard meervoudsregels. 

Bijvoorbeeld: 
koe-koeien, kind-kinderen, museum-musea

Hier ga je in latere lessen mee oefenen.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

G, gg of ch?
Tijdens de Coronacrisis moet je proberen niet te veel te [ku en]
A
gg
B
g
C
ch

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

G, gg of ch?
Wij willen vandaag vle ten in ons haar.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

G, gg of ch?
Mijn buurman is bru enbouwer.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

G, gg of ch?
Ik heb een nieuws ierige moeder.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Bezitsvorm
Altijd -s aan het zelfstandig naamwoord, behalve:

Zelfstandig naamwoord eindigt op lange klinker of y? 
Dan schrijf je -'s
Gemma's scooter, Lilly's tas

Zelfstandig naamwoord eindigt op een sisklank.
Je schrijft dan alleen een apostrof 's
Marlies'
paard, Maurice' telefoon

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Wat is de bezitsvorm van Max?
............ hond.

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Wat is de bezitsvorm van oma?
............. rollator.

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

Wat is de bezitsvorm van tante?
.......... nieuwe jurk.

Slide 47 - Open question

This item has no instructions

Getallen
Schrijf je bijna altijd voluit, behalve bij maten, gewichten en grote ingewikkelde getallen.

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Lotte moet een ...... voor de toets halen.
A
acht
B
8

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Voor de cake heb je ......... gram boter nodig.
A
tweehonderd
B
200

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Het cadeau voor Sven kostte ......
A
20 euro 30
B
twintig euro dertig
C
€ 20,30

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions