Code Plus H4 taak 3, H5 hh en H1 27/11

Hallo VKA!KA
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolMiddelbare schoolPraktijkonderwijsSpeciaal OnderwijsMBOHBOWO

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Hallo VKA!KA

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar:
  • Op je plek zitten.

  • Telefoon in het Zakkie, in je tas.

  • Jas over de stoel, pet af, oortjes in de tas, tas op de grond.

  • Schoolspullen op tafel: boek, laptop, JdW map, etui. 

Slide 2 - Slide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
       Doelen
Groep 1 (groen): Code Plus H4
Instructie taak 3 

Groep 2 (oranje) Code Plus H1 taak 4 
Afmaken taken H1 en vertalen woordenlijst
Dictee

Groep 3 (paars/blauw) Herhaling woordenschat, grammatica: inversie
                
                

Slide 3 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.      
       Doelen
Groep 1 (groen): Code Plus H4
Instructie taak 3 

praten over meubels
zeggen wat je mooi vindt
grammatica: rangtelwoorden
adjectief

                
                

Slide 4 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.      
                                                                      Hoofdstuk 4 Taak3
                                                                       Meubels
                                                                       a)Grammatica
                                                                      (telwoord&adjectief)
                                                                       b)Woordenschat
                                                                       c)Spreken
                                                                       d)Herhaling
                                                                      Woordenschat T.1&2


      
                                                    

                                           

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Spreken Stel de volgende vragen en beantwoord ze!Gebruik de rangtelwoorden!
Werk met z'n tweeën .Wissel van rol!
1)Welke dag van de week is maandag?
2)Welke dag van de week is zondag?
3)Welke maand van het jaar is  juli?
4)Welke maand van het jaar is maart?
5)Het hoeveelste kind ben je in je gezin?
6)De hoeveelste les is dit?
7)welke letter van het alfabet is de z?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Fijn weekend of fijne weekend?
Fijn avond of fijne avond?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Singularis                                                 Pluralis
de stoel is mooi                  de stoelen zijn mooi
het boek is interessant    de boeken zijn interessant

de mooie stoel                             de mooie stoelen
een/geen mooie stoel                (geen)mooie stoelen
mooie stoel                                       
het interessante boek                  de interessante boeken
een/geen interessant boek   (geen)interessante boeken
interessant boek






Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Kies de goede vorm van het adjectief

1.Dat is een goed/goede idee (het)
2.Dat is een fantastisch/fantastische film
3.Je hebt een leuk/leuke bril
4.Tot maandag! Prettig/prettige weekend (het)
5.Ha, een lekker/lekkere kopje koffie (het)
6.Irene heeft een Arabisch/Arabische achternaam
7.Ver/verse koffie, heerlijk!
8.Hans heeft een groot/grote gezin (het)
9.We hebben mooi/mooie tomaten
10.De kinderen zijn aardig/aardige

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

de lamp
de salontafel/koffietafel

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

het nachtkastje
de leunstoel/de zetel/
de fauteuil

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

het krukje
de plantenpot/bloempot

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

het schilderij
de schrijftafel/het bureau

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Link

This item has no instructions

Maak nu opdracht 1 op bladzijde 92.
Kijk naar de foto's bl.93, wat hoort bij elkaar?

Routines : lees de zinnen voor!
veel te +adjectief     ik vind...........(heel)mooi/niet zo mooi
te +adjectief                / lelijk
                                        wat een.........              
                                      wat een mooie kast
Dat is te duur!
Dat is veel te duur!




Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Spreken

bl.94 op.5
Welke 
meubels 
staan er in je
woonkamer?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Maak nu opdracht 6.1 bl.95

Spreken


Maak opdracht 7 bl.94

Slide 21 - Slide

This item has no instructions


A
het flatgebouw
B
de villa
C
het appartement
D
het rijtjeshuis

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions


A
de familie
B
het gezin
C
het dorp
D
het raam

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions


A
het gezin
B
de verdieping
C
de zolder
D
de familie

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


A
de kamer
B
de werkkamer
C
de zolder
D
de slaapkamer

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions


A
de keuken
B
de kast
C
de tuin
D
de stad

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

hoe zeg je ''to rent'' in het Nederlands?
A
bedoelen
B
verhuren
C
betalen
D
huren

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

hoe zeg je ''to move'' in het Nederlands?
A
huren
B
spijten
C
verhuizen
D
reageren

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

hoe zeg je ''the garden'' in het Nederlands ?
A
de taak
B
de tuin
C
de taal
D
de toon

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent ''delen''?
A
to pay
B
to be sorry
C
to react
D
to share

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

wat betekent ''leeftijd''?
A
bright
B
high
C
perhaps
D
age

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions





Instructie Code Plus M, Z, S, T, Z, F


H5, grammatica en herhaling woordenschat

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Dit zijn mijn
A
moeders
B
vaders
C
ouders
D
dieren

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions


A
bruggen
B
pinnen
C
binnengaan
D
wijzen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions


A
de brug
B
de weg
C
de trap
D
de ingang

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions


A
de plattegrond
B
de buik
C
het pad
D
de brug

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions


A
rechts
B
rechtdoor
C
links
D
rechterkant

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions


A
regenen
B
snappen
C
oversteken
D
vinden

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

wat betekent ''benieuwd''?
A
curious
B
happy
C
strange
D
sad

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions


A
de kaas
B
de kaars
C
het kalf
D
de kerk

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions


A
het pad
B
het potlood
C
de pot
D
de pet

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions


A
de kelder
B
de ingang
C
de kerk
D
de kassa

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Lees de zin , maar begin met het blauwe deel.
Voorbeeld:
Ik wil nu cola.   Nu wil ik cola.

1.Maria is donderdag jarig.
2.We drinken koffie in de kantine.
3.Ik weet dat niet.
4.Ze zijn op dit moment in Duitsland.
5.Ze wonen in de winter in Barcelona.
6.We gaan na de pauze verder.
7.Peter geeft vandaag les.
8.We beginnen morgen met de tekst 5.
9.De tekst begint op bladzijde 2.
10.We spreken later over de tekst.
11.Ik heb het adres van de gemeente niet.
12.Het gaat over 5 minuten regenen.

Slide 44 - Slide

This item has no instructions