4.3 - Week 39 - Drogredenen 3

Drogredenen

Fouten in de argumentatie. 




1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Drogredenen

Fouten in de argumentatie. 




Slide 1 - Slide

De meeste politici zijn niet te vertrouwen, dus ik ga in de toekomst niet meer stemmen
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 2 - Quiz

"De aarde warmt helemaal niet op. Er valt nog steeds ontzettend veel sneeuw en ik heb het het hele voorjaar koud gehad."
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 3 - Quiz

Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.
A
De onjuiste oorzaakgevolgrelatie
B
De verkeerde vergelijking
C
De overhaaste generalisatie
D
De cirkelredenering

Slide 4 - Quiz

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.
A
De overhaaste generalisatie
B
De verkeerde vergelijking
C
De cirkelredenering
D
De onjuiste oorzaakgevolgrelatie

Slide 5 - Quiz

God bestaat omdat het in de bijbel staat, en wat in de bijbel staat is waar omdat het Gods woord is.
A
De overhaaste generalisatie
B
De cirkelredenering
C
De onjuiste oorzaakgevolgrelatie
D
De verkeerde vergelijking

Slide 6 - Quiz

Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!
A
Drogreden: de persoonlijke aanval
B
Drogreden: de cirkelredenering
C
De overhaaste generalisatie
D
De verkeerde vergelijking

Slide 7 - Quiz

OPDRACHT
-  In groepjes (staan aangegeven)
- Verzin een originele zin (dus als ik zoek op Google, kom ik die zin NIET tegen)
- Maak hiervan een kleine PP, deze presenteer je volgende week aan de klas.

Slide 8 - Slide

OPDRACHT
- P1: Stelling
- P2: Uitleg standpunt
- P3: Argument
- P4: Verzwegen argument

Slide 9 - Slide

Noa & Ilse
Maak een zin met een cirkelredenering. Leg daarbij wat het standpunt en wat het argument is.

Slide 10 - Slide

Damian & Auriane
Maak een zin met een overhaaste generalisatie. Leg daarbij uit wat het standpunt, het argument en het verzwegen argument is.

Slide 11 - Slide

Ramona
Maak een zin met een onjuist oorzakelijk verband. Leg daarbij uit wat het standpunt en wat het argument is.

Slide 12 - Slide

HUISWERK
WERKBOEK:
OPDRACHT 10
(BLZ. 86)

Slide 13 - Slide