2C Present Perfect

1 / 41
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Je hebt 2 voorbeelden gezien van de PRESENT PERFECT.
Vertel zelf eens hoe deze tijd eruit ziet.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Hoe ziet de Present Perfect er uit?
  • Have + past participle (volt. deelwoord)
  • I, you, we, they *We have painted the wall. 
  • Has + past participle  (volt. deelwoord)
  • bij he, she, it  *He has painted the wall.
  • Regelmatig: hele werkwoord + ed (lived, washed, played etc)
  • Onregelmatig: 3e rijtje = uit je hoofd leren!                              (know-knew-known of  buy-bought-bought etc)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Vorm

Slide 9 - Slide

WOORDVOLGORDE bij vragen en ontkenningen:
  • Vragen: Zet have of has vooraan de zin:
  • Have you bought that dog yet? (Heb je al die hond gekocht?)
  • Ontkenningen: zet not achter have of has
  • He has not won the lottery. (Hij heeft de loterij niet gewonnen)
  • Je gebruikt dus altijd hetzelfde hulpwerkwoord en voltooid deelwoord!

Slide 10 - Slide

GEBRUIK PRESENT PERFECT
Wanneer gebruik je in het Engels de Present Perfect?
1. Als iets in het verleden begonnen en nu nog aan de gang is.
2.Als iets in het verleden gebeurd is (wanneer niet belangrijk) en je merkt nu nog het resultaat.

Voorbeelden:
1. I have lived in New York since 2010.--> in het verleden verhuisd en je woont er nog steeds
   Let op Nederlandse vertaling: Ik woon sinds 2010 in New York. (=tegenwoordige tijd)

2. I have painted the door.
    Ik heb de deur geschilderd. --> ergens in het verleden gedaan en je merkt nu nog resultaat. 
   Hij was bijvoorbeeld eerst grijs en nu is hij groen.....

Slide 11 - Slide

SIGNAALWOORDEN
Woorden die aangeven dat je de present perfect moet gebruiken
  • JUST - NET                                  EZELSBRUGGETJE: FYNE JAS             
  • ALREADY - AL
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN)
  • NOT YET - NOG NIET
  • ALWAYS - ALTIJD AL
  • NEVER - NOOIT
  • EVER - OOIT
  • SINCE - SINDS
  • FOR - (NU) AL
  • (FOR) HOW LONG? - HOE LANG

Slide 12 - Slide

Maak zelf een goedlopende zin met de Present Perfect...

Slide 13 - Open question

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Welke woorden zijn signaalwoorden voor de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always

Slide 15 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
My cat finally caught the mouse.
B
His cat hasn't caught a mouse since last year.
C
My dog never catches anything.
D
Did you get caught?

Slide 16 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 17 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They haven't seen him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

___ you ever ___ (live) in China before?
A
Have ....lived
B
Has..... lived
C
Did......live
D
Did ...... lived

Slide 19 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

My boyfriend ___ ___ (buy) me some
wonderful roses.
A
have bought
B
has bought
C
have buyed
D
has buyed

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

The dogs ___ ___ (not - eat) anything for three days.
A
haven't ate
B
hasn't ate
C
haven't eaten
D
hasn't eaten

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

I ___ ___ (be) home since 3 o'clock.
A
have be
B
has be
C
have been
D
has been

Slide 22 - Quiz

Which is correct?
A
He has won the lottery.
B
He have won the lottery.
C
He has win the lottery.
D
He have win the lottery.

Slide 23 - Quiz

I ... ... football since 2012 (play)
A
has play
B
has played
C
have play
D
have played

Slide 24 - Quiz

Which is correct?
A
Has bought he a dog?
B
Has he a dog bought?
C
Has he bought a dog?
D
He has bought a dog?

Slide 25 - Quiz

Ethan ... ... Piet for three years (know)
A
has knowed
B
has known
C
has knewn
D
have known

Slide 26 - Quiz

Hailey ... not ... my phone (steal)
A
have stealed
B
has steld
C
has stolen
D
have stolen

Slide 27 - Quiz

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 28 - Quiz

Which is correct?
A
They have walked here.
B
They have walk here.
C
They has walk here.
D
They has walked here.

Slide 29 - Quiz

Postman Pat (just - to deliver) the letters.

Slide 30 - Open question

I (not - to be) in Paris before.

Slide 31 - Open question

(you - to finish) your homework yet?

Slide 32 - Open question

Exercise 1
Put the sentences in the present perfect simple
Use your list of irregular verbs

Type the whole sentence!

Slide 33 - Slide

My parents (to buy) a dog.

Slide 34 - Open question

Hoe lang woon jij hier al?

Slide 35 - Open question

Is jouw zus ooit naar Parijs geweest?

Slide 36 - Open question

Mijn moeder heeft hier sinds 2003 niet meer gewerkt.

Slide 37 - Open question

Zij hebben vijf jaar hier gewerkt.

Slide 38 - Open question

Slide 39 - Slide

Extra oefenen met 
de Present Perfect?


(als dit niet werkt, klik dan CTRL+op de link en kies dan openen)

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video