6.2

Mijn snackbar
Leg op je tafel:
Je chromebook
Je schrift en boek
Je etui en rekenmachine
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Mijn snackbar
Leg op je tafel:
Je chromebook
Je schrift en boek
Je etui en rekenmachine

Slide 1 - Slide

Planning van de les:
- Uitleg 6.2
- Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Wat je vandaag gaat leren:

- Wat brutowinstopslag is en hoe je daarmee de verkoopprijs kan berekenen
- Hoe je de consumentenprijs kan berekenen
- Hoe je een btw bedrag kan berekenen
- Wat afzet en omzet zijn, en hoe je de omzet kan berekenen
- Het verschil tussen brutowinst en nettowinst, en hoe je beide kan berekenen

Slide 3 - Slide

Weer terug: de snackbar
Ik heb best veel nodig voor mijn kroketten..
Inkoopkosten: €0,90 per kroket

Inkoopkosten = 100%!!

Slide 4 - Slide

Hoe bepaal je een verkoopprijs?
Zoals bekend: inkoopkosten = 100%
Brutowinstopslag: het bedrag dat je optelt bij de inkoopkosten
Ondernemers pakken vaak een percentage voor de brutowinstopslag. Dit voor:
- Bedrijfskosten
- Winst

Slide 5 - Slide

Hoe werkt dit precies?
De inkoopkosten zijn dus 100%
Stel: ik kies een brutowinstopslag
van 80%
0,90
X
0,72
%
100
1
80

Slide 6 - Slide

Verkoopprijs
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Dus hier:
Verkoopprijs = €0,90 + €0,72 = €1,62

Slide 7 - Slide

Wat zou jij een logische prijs vinden voor een zelfgemaakte kroket?

Slide 8 - Open question

Nu zelf in je schrift!
Een logische prijs voor een zelfgemaakte kroket: €2,60
Hoeveel procent is nu de brutowinstopslag geweest als de inkoopkosten €0,90 zijn?

Slide 9 - Slide

Berekening:
Dus brutowinstopslag:
Verschil tussen verkoopprijs
en inkoopprijs = €2,60 - €0,90 = €1,70
0,90
1
1,70
%
100
X
188,9

Slide 10 - Slide

Maar dan zijn we er nog niet... Wat is btw eigenlijk?

Slide 11 - Open question

Wat moet je nou met btw?
In Nederland kennen we verschillende BTW percentages:
9%: bij eten/drinken, boeken, kappers, fietsenmakers etc.
21%: bij alle andere producten. Denk aan laptops, tafels, kleding etc.

Slide 12 - Slide

Hoeveel procent btw komt er denk je over mijn kroket heen?
A
9%
B
21%

Slide 13 - Quiz

En waar gaat het bedrag aan btw naartoe denk je?
A
Naar de overheid
B
Dit mag je zelf houden

Slide 14 - Quiz

Van verkoopprijs naar consumentenprijs
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Onze verkoopprijs is dus €2,60. Het btw percentage is 9%. 
Om de btw te berekenen doe je dit:

2,60
X
0,23
%
100
1
9

Slide 15 - Slide

In 1x de consumentenprijs berekenen
We weten dat de consumentenprijs = verkoopprijs + btw. Dus ook 100% + 9% = 109%

2,60
X
2,83
%
100
1
109

Slide 16 - Slide

Voor in je schrift:
Verkoopprijs
100%
BTW
9%/21%
Consumentenprijs
109%/121%

Slide 17 - Slide

De kroketten zijn erg populair. Ik verkoop er 6000 per maand, en de verkoopprijs is €2,60. Hoeveel verdien ik met het verkopen van de kroketten?

Slide 18 - Open question

Omzet en afzet
In het verhaaltje van de vorige dia:
Omzet: Dit is hoeveel je verdient hebt met het verkopen van je product. Dit was €15.600
Afzet: Dit is hoeveel producten je verkoopt. Dit was 6.000

Slide 19 - Slide

Hoeveel houd ik dan over?(1)
Uiteindelijk was mijn omzet dus €15.600. Maar ik had ook inkoopkosten. Deze waren €5.400 in totaal. 
Wat ik hierna overhoud noem je de brutowinst.

Hoeveel euro is de brutowinst? Schrijf de berekening op in je schrift!

Slide 20 - Slide

Hoeveel houd ik dan over?(2)
De brutowinst is dus €10.200. Ik moet van dit geld ook nog dingen betalen als de huur en personeelskosten. Deze kosten noemen we bedrijfskosten. De bedrijfskosten zijn €7.000. Als ik deze van de brutowinst afhaal houd ik de nettowinst over.

Hoeveel euro is nu mijn nettowinst? Schrijf je berekening op in je schrift!

Slide 21 - Slide

Aan de slag!
Maak de opdrachten 1 t/m 11 van paragraaf 6.2. Dit is huiswerk voor volgende week.
Maak eerst de opdrachten van 6.1 af. Dit is huiswerk voor de volgende les.

Slide 22 - Slide