Les 3 PVA Conclusie schrijven

Plan van aanpak
Schrijven van een conclusie
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Plan van aanpakMBOStudiejaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Plan van aanpak
Schrijven van een conclusie

Slide 1 - Slide

(B1-K1-W1) Inventariseert behoeften en wensen van het kind. 
Kindportret 
Observatieplan met conclusie 
(P1-K1-W3) Maakt een plan van aanpak voor de begeleiding
Actieplan 
(B1-K1-W8) Evalueert de werkzaamheden
Verantwoordingsverslag 

Slide 2 - Slide

DOEL

- je weet (nog) wat signaalwoorden zijn

- je weet (nog) wat een feit is

- je weet (nog) wat een mening is

- je weet (nog) wat een argument is

- je weet wat een conclusie is

meningen, argumenten en conclusies d.m.v. signaalwoorden in een tekst herkennen

Slide 3 - Slide

Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk verband je te maken hebt.
D
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.

Slide 4 - Quiz

Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Niet controleerbaar.

Slide 5 - Quiz

Wat is een mening?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee oneens.
C
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er eens of oneens mee zijn.
D
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er niets van zeggen.

Slide 6 - Quiz

Wat is een argument (reden)?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt.
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt.
D
Iets wat je moet controleren.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

- Een feit kan je controleren



Voorbeeld van een feit:

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door in de krant te kijken of het op internet op te zoeken.

Slide 9 - Slide

MENING

- Wat iemand ergens van vindt

Het is niet controleerbaar

-Je kunt het eens of oneens zijn

- signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening...


Voorbeeld van een mening:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 10 - Slide

ARGUMENT

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

- Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...



Voorbeeld van een argument:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 11 - Slide

CONCLUSIE

- Als alle argumenten (redenen) zijn gegeven, kan er een conclusie volgen.

- Korte herhaling van meningen en argumenten.

-Signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent...



Voorbeeld van een conclusie:

Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren zij met geld omgaan.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Noem een feit uit deze tekst

Slide 14 - Open question

Noem een mening uit deze tekst

Slide 15 - Open question

Wordt er een argument gegeven bij deze mening?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Welk signaalwoord voor conclusie vind je in de tekst?
A
Tot nu toe
B
Ook
C
Daarom
D
Terwijl

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Waarom is zin 1 een feit?

Slide 19 - Open question

Staan in alinea 2 vooral feiten of meningen?
A
Feiten
B
Meningen

Slide 20 - Quiz

Heeft deze tekst een conclusie?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Lees de tekst.

Slide 22 - Slide

Wat is de mening van de brievenschrijver over het onderwerp?

Slide 23 - Open question

Welke twee argumenten geeft hij voor zijn mening?

Slide 24 - Open question

Wordt er in deze tekst een conclusie getrokken?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Aan welk signaalwoord
kun je zien dat dit
een conclusie is?

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Opdracht
Je krijgt van de docent de tekst 
"Bellen? Laat dat de jongeren maar prepaid doen"

  • Geef 2 meningen uit de tekst en geef aan van wie de mening is
  • Geef bij beide meningen een argument
  • Geef 2 feiten uit de tekst
  • Schrijf op wat voor jou de conclusie is. Gebruik hiervoor de signaalwoorden die je kent

Slide 28 - Slide

GELEERD?

- je weet (nog) wat signaalwoorden zijn

- je weet (nog) wat een feit is

- je weet (nog) wat een mening is

- je weet (nog) wat een argument is

- je weet wat een conclusie is

meningen, argumenten en conclusies d.m.v. signaalwoorden in een tekst herkennen

Slide 29 - Slide

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 30 - Open question

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 31 - Open question