H7 licht en H8 licht en lenzen

H7 licht en H8 licht en lenzen
1 / 58
next
Slide 1: Slide
Natuur en techniekMBOStudiejaar 3

This lesson contains 58 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H7 licht en H8 licht en lenzen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

lichtbronnen
  • Om iets te kunnen zien heb je licht nodig. Voorwerpen die licht geven noem je lichtbronnen, zoals de zon en sterren (= natuurlijke lichtbron) en (gloei)lampen en kaarsen (= kunstmatige lichtbron).

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

lichtstralen
Licht verspreidt zich in rechte lijnen. Daarom worden de lichtstralen als rechte lijnen getekend. Lichtstralen zelf zijn onzichtbaar.  

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

terugkaatsing
Meeste voorwerpen geven geen licht. Zo'n voorwerp zie je alleen wanneer het verlicht wordt. Het licht dat op het voorwerp valt, weerkaatst het licht voor een deel terug naar je ogen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

schaduw
Licht beweegt zich in rechte lijnen voort. Als een deel van het licht uit een lichtbron wordt tegengehouden, ontstaat er een schaduw.

(maak opdracht op blz 69)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Spiegelwet

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Spiegelwet (hoek van inval = hoek van terugkaatsing)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

De spiegelwet
Gespiegelde bron methode
(Virtueel beeld)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Spiegelbeelden zien
Spiegelbeeld:
Virtueel beeld wat achter de spiegel is niet echt.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Spiegelbeeld
  • Spiegelbeeld is even ver achter de spiegel als jezelf voor de spiegel staat
  • Afstand voorwerp tot aan spiegel is voorwerpsafstand
  • Afstand spiegelbeeld tot de spiegel heet spiegelbeeld
  • Beeldafstand = Voorwerpsafstand

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Kijken via een spiegel
  • Teken het spiegelbeeld van het oog.
  • Teken de kijklijnen langs de spiegel.
  • Teken het gezichtsveld

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Spiegelbeeld tekenen
  1. Kies een willekeurig punt L van het voorwerp
  2. Leg je geodriehoek met de loodlijn en de nulpunt op de spiegel 
  3. Teken het beeldpunt B zo dat de afstand B-Spiegel even groot is als de afstand L-Spiegel
  4. Herhaal stap 1 t/m 3 voor meerdere punten
  5. Tekst staat in spiegelschrift.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Spiegelbeeld tekenen
Voorwerpafstand v : afstand tussen jou en de spiegel
Beeldafstand b: afstand van jouw spiegelbeeld tot de spiegel 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

opdracht mevrouw Pietersen
Kan zij haar tenen zien in de spiegel? Probeer dat te tekenen (blz. 73)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Antwoord opdracht mevrouw Pietersen
  • Bij het kijken in een spiegel pas je de spiegelwet twee keer toe.
  • Vanaf het oog naar de bovenkant van de spiegel.
  • Vanaf het oog naar de onderkant van de spiegel.
  • Alles tussen de twee teruggekaatste lichtstralen kun je in de spiegel zien.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld autospiegel. Wat kun je zien?
Blikveld

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Lichtbreking

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Lichtbreking
De snelheid van licht door verschillende stoffen is niet gelijk. Door lucht en vacuüm is de snelheid ca. 300.000 km/s. 
In water en glas is de snelheid minder, namelijk 200.000 km/s.
Hierdoor wordt de lichtstraal geremd wanneer het schuin op het oppervlak valt. Het licht breekt! 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Lichtbreking
Als een lichtstraal schuin op glas valt, dan wordt de lichtstraal gebroken.
Van lucht naar glas: naar de normaal toe:        >   
Van glas naar lucht: van de normaal af:        <  
i
r
i
r

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Lichtbreking naar de normaal toe en van de normaal af.

- Van een stof met lage dichtheid naar een hoge dichtheid= breking naar de normaal toe.
- Van hoge naar lage dichtheid=breking van de normaal af.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

lichtbreking door een prisma 

Wit licht is een mengsel van kleuren.
Deze kleuren vormen een spectrum (zichtbaar)
Je ziet deze kleuren doordat wit licht (bundel)
wordt afgebogen, waardoor het uiteenvalt.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Lichtstralen
Van alle soorten straling die er zijn, kunnen wij maar een heel klein deel zien als kleur.

Dit noemen we het spectrum van zichtbaar licht.
We zien de kleuren van de regenboog (en mengsels daarvan).

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

kleur


  • Rood, groen en blauw zijn de primaire kleuren van het licht. Samengevoegd maken ze "wit" licht. De secundaire kleuren zijn magenta (blauwachtig rood), cyaan (groenachtig blauw) en geel.
  • Door rood, groen en blauw licht in de juiste verhouding te combineren, kun je alle andere kleuren maken.
  • Rood, geel en blauw zijn de primaire verfkleuren. Samen vormen ze de "zwarte" kleur. De secundaire kleuren zijn oranje, groen en violet.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Subtractieve en additieve kleurmenging

Inkt mengen:
  • Door verschillende kleuren inkt te mengen kun je andere kleuren maken. De inkt werkt als een filter die bepaalde kleuren absorberen.
  • Dit is subtractieve kleurmenging (bovenste plaatje). 


Licht mengen:
  • Bij gekleurd licht werkt het anders. Als je groen, rood en blauw licht met elkaar mengt, krijg je wit licht (onderste plaatje). Dit is additieve kleurmenging
  • Ze voegen namelijk kleur toe in plaats van te absorberen.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Hoe zien wij kleur?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

HOE ZIEN WIJ KLEUREN?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Hoe zien wij kleuren??
  • Staafjes
  • Kegeltjes

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Je kunt beschrijven hoe je voorwerpen in je omgeving ziet
Wit
Hoe zien we kleuren? 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Je kunt beschrijven hoe je voorwerpen in je omgeving ziet
Zwart
Hoe zien we kleuren? 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Je kunt beschrijven hoe je voorwerpen in je omgeving ziet
Blauw
Hoe zien we kleuren? 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Je kunt beschrijven hoe je voorwerpen in je omgeving ziet
Rood
Hoe zien we kleuren? 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

voorbeeld: Hoe zien we kleuren? 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Straling
UV = Ultraviolet straling
Zodat je bruin wordt, blacklight, geld controleren.
Infrarood
In afstandsbediening, bewegingsmelder, warmtebeeldcamera

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Dat waren mensenogen. Hoe zien dieren kleuren?

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Ultraviolet straling (UV)
Onzichtbare straling (meestal van de zon)
die zorgt voor verkleuring

Toepassing:
- blacklight
- controle
- zonnebank

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

toepassingen van UV-straling
Zonnebank 
Vliegenvanger
Blacklight

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

licht en lenzen
Ons oog heeft een lens die zich boller en holler kan maken om zo voorwerpen dichterbij of verder weg te krijgen, zodat je het beeld nog scherp kan zien/ waarnemen.  
Accommoderen = is het aanpassen van je oog om een scherp beeld te creëren. 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Werking lens
  • Het punt waar evenwijdige licht- stralen achter de lens samenkomen, is het brandpunt van de lens. 
  • Je geeft de plaats van het brandpunt aan met de letter F (hoofdletter) van focus.
  • Ideaal is het wanneer het brandpunt op de gele vlek valt!
F

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Scherpstellen oog
  • ooglens is bolle lens
  • ooglens kan van vorm veranderen
  • Dichtbij een Bolle lens
  • Veraf een minder bolle lens
  • Scherpstellen van het oog is Accomoderen. 
  • Door het accomoderen wordt het brandpunt van de lens veranderd zodat het beeld scherp is

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

- bril
+ bril

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Wat voor bril heb je nodig?
Bijziend (- bril)
Verziend (+ bril)
= een leesbril

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

lenzen
Een bolle lens heeft een kleinere brandpuntsafstand dan een platte lens.
Een bolle lens buigt de lichtstralen sterker af dan een platte lens.




De afstand van het  brandpunt tot de lens is de brandpuntsafstand.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Lichtbundels
  • Lichtstralen bewegen altijd rechtdoor. 
  •  Lichtbundel is veel lichtstralen bij elkaar. 
  • Lichtbundels kunnen worden gebroken door het snelheidsverschil van licht tussen lucht en glas.
  • Er zijn 3 verschillende lichtbundels. Divergerend, Convergerend & Evenwijdig. 

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Lichtbundels 
Lichtbundels veranderen
  • Veranderen lichtbundel met lens (= geslepen glas of kunststof)

  • Bolle lens
       --> Midden dikker dan rand
       --> Lichtstralen naar elkaar toe
       --> Convergerende werking

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Lichtbundels 
Lichtbundels veranderen
  • Holle lens
       --> Midden dunner dan rand
       --> Lichtstralen van elkaar af       
       --> Divergerende werking

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Welke lichtbundel geeft elke lens?

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Construeren van lenzen

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Lichtbundel door een lens tekenen
Teken de twee constructiestralen

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Constructie bij bolle lenzen
f1 en f2 zijn de brandpuntsafstanden, v en b de voorwerps- én beeldsafstand.
De vergroting  N = b : v  en is gelijk aan N = h2 : h1   ( =>  als b > v van is N > 1)
Voorwerp
Beeld

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Vergroten en verkleinen

De vergrotingsfactor geeft aan
hoeveel keer zo groot een beeld is
ten opzichte van een voorwerp.

In een holle spiegel is het beeld 
groter dan het voorwerp.
De vergrotingsfactor is groter dan 1.

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Slide 54 - Slide

Fotocamera
Ook met een fotocamera (figuur O.8) kun
je een voorwerp afbeelden. Net als bij het
oog maakt de cameralens een omgekeerd
beeld. Dit beeld kun je vastleggen op een
beeldchip, die zich achter in de camera
bevindt; de beeldchip is te vergelijken met
het netvlies.
Telefoon camera

Slide 55 - Slide

This item has no instructions

Camera Obscura
1
2

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Camera obscura

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Maak een vraag bij de lesstof van vandaag!
(inclusief het juiste antwoord ;-))
Geef een goed antwoord
Geef een fout antwoord
Geef een bijna goed antwoord
Geef een antwoord waar makkelijk een vergissing mee gemaakt kan worden
Vul je naam in
Exit ticket

Slide 58 - Slide

This item has no instructions