10. Energieverbruik

10. Energieverbruik
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

10. Energieverbruik

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

notitie voor docent
het huiswerk is veel, 
splitsen icm met les 10.1

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Herhaling
  • Vermogen
  • Nieuwe formule
  • Tijd voor huiswerk

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Elektrisch vermogen
Is NIET hetzelfde
Elektrische energie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Vermogen
Grootheid:
Symbool: 

Eenheid:
Symbool: 

Slide 8 - Slide

zet dit in een tabel op het bord, aantekening
Vermogen
Grootheid: Vermogen
Symbool: P

Eenheid: Watt (of kilowatt)
Symbool: W (of kW)

Slide 9 - Slide

zet dit in een tabel op het bord, aantekening
Energie
Grootheid:
Symbool: 

Eenheid:
Symbool: 

Slide 10 - Slide

zet dit in een tabel op het bord, aantekening
Energie
Grootheid: Energie
Symbool: E

Eenheid: kiloWattuur
Symbool: kWh

Slide 11 - Slide

zet dit in een tabel op het bord, aantekening
tijd
Grootheid:
Symbool: 

Eenheid:
Symbool: 

Slide 12 - Slide

zet dit in een tabel op het bord, aantekening
tijd
Grootheid: Tijd
Symbool: t

Eenheid: uur
Symbool: h

Slide 13 - Slide

zet dit in een tabel op het bord, aantekening
Elektrische energie thuis

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slimme meter

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Energieverbruik

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Oefenopdracht 1

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking oefenopdracht 1

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Oefenopdracht 2

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking oefenopdracht 2

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Oefenopdracht 3

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking oefenopdracht 3

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Oefenopdracht 4

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking oefenopdracht 4

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Oefenopdracht 5

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking oefenopdracht 5

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Oefenopdracht 6

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking oefenopdracht 6

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Samenvattend - Energie
Energie is hetgeen dat een apparaat verbruikt. Dit is ook waar je voor betaalt op je energierekening. Het is dus echt iets anders dan vermogen. Vermogen zegt alleen wat over de energie die een apparaat verbruikt als hij aan staat.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Samenvattend - Formuleblad

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Dus, let op!
De eenheid van vermogen (P) is niet bij beide formules gelijk.

Bij P = U x I
eenheid van P = Watt (W)

Bij E = P x t
eenheid van P = KiloWatt (kW)

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Uitlegvideo

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Verwerkingsvragen
Dit is Huiswerk
In SOM vind je wanneer je dit precies moet af hebben

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 10.1
E = P x t
Zet P vooraan
A
P = t / E
B
P = E / t
C
P = E x t
D
Weet ik niet

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 10.2
kWh (kilo watt uur) is een
A
Energie grootheid
B
Energie eenheid
C
Vermogen grootheid
D
Vermogen eenheid

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 10.3
Je hebt een mixer met een vermogen van 0,2 kW en een tosti-ijzer van 1000 W. Wat verbruikt meer energie per jaar?
A
de mixer
B
het tosti-ijzer
C
dit kan je niet weten

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 10.4
Het energieverbruik in kilowattuur bereken je met de formule E = P ∙ t.
In welke eenheden moet je het vermogen en de tijd invullen?
A
het vermogen in kW en de tijd in minuten
B
het vermogen in W en de tijd in uren
C
het vermogen in kW en de tijd in uren
D
het vermogen in W en de tijd in minuten

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 10.5
Wat is het vermogen van dit apparaat?
Lees het af van de sticker
A
230V
B
7,1A
C
1,5kW
D
4600GPH

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 10.6
Bereken het vermogen van dit apparaat
A
897 W
B
59 W
C
226,1 W
D
233,9 W

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 10.7
Welke uitspraak is NIET waar?
A
Het vermogen van sommige apparaten is heel veranderlijk.
B
Het vermogen geeft aan hoeveel stroomsterkte een apparaat per seconde verbruikt.
C
Hoe groter het vermogen, hoe meer elektrische energie het apparaat per seconde verbruikt.
D
Als je belt is het vermogen van je telefoon groter dan wanneer hij op stand-by staat.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 10.8
Een wasmachine staat 1 uur aan en heeft een vermogen van 1000 W.
Wat is het vermogen na 2 uur?
A
2000 W
B
2 kWh
C
1,0 kW
D
1000 kWh

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 10.9
Een ovenschotel staat 30 minuten in de oven. Het vermogen van de oven is 200 Watt. Bereken de elektrische energie.
A
400 kW
B
6 kWh
C
0,1 kW
D
0,1 kWh

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 10.10: De accu van een elektrische auto heeft een spanning van 360 V. Het maximale vermogen van hiervan is 90 kW.
Bereken de stroomsterkte die de accu bij maximaal vermogen
levert (Geef je berekening met formule(s))
250A
(geef zelf je berekening)

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 10.11: Je hebt een elektrische auto en die wil je opladen aan het stopcontact (230V) . Als de accu vol is, kan deze 24 kWh elektrische
energie leveren. De accu kun je in 4 uur opladen.
Bereken de stroomsterkte die je tijdens het laden nodig hebt.
(Geef je berekening met formule(s))
26A
(geef zelf je berekening)

Slide 44 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 10.12: Stefan wil zijn televisie vervangen voor een zuiniger model. Zijn oude plasma-televisie heeft een vermogen van 250 Watt, zijn nieuwe LED-televisie heeft een vermogen van 45 Watt. Stefan kijkt gemiddeld 1,5 uur per dag televisie. Per kWh betaald Stefan €0,21.

Bereken hoeveel euro Stefan kwijt is per jaar aan het gebruik van zijn oude plasma-TV
(Geef je berekening met formule(s))
€28,77
(geef zelf je berekening)

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 10.13: Het starten van een auto duurt 2 s. De accu levert een spanning van 12 V en de stroomsterkte tijdens het starten is 250 A.

Hoeveel energie is nodig om de auto te starten?
(Geef je berekening met formule(s))
E = 0,00167 kWh
(geef zelf je berekening)

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 10.14: Een stofzuiger (aangesloten op het stopcontact (230V)) gebruikt 0,10 kWh energie. De stroomsterkte in het snoer is 4,35 A.

Hoeveel minuten ben je bezig geweest?
(Geef je berekening met formule(s))
t = 6 minuten(geef zelf je berekening)

Slide 47 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 10.15: alleen voor VWO:
Een lamp verbruikt in 3 minuten 0,01 kWh aan energie. Hij is aangesloten op een spanningsbron van 230 V. Wat is de weerstand van de lamp?
(Geef je berekening met formule(s))
R = 264,5 Ω(geef zelf je berekening)

Slide 48 - Open question

This item has no instructions

Antwoorden
Opdracht 10.10
Formule:
I = P/U
Gegevens:
U = 360 V
P = 90 kW = 90000 W
Berekening:
I=P/U
I=90000/360
I = 250 A

Opdracht 10.11
Formules:
P = E/t   & I = P/U
Gegevens:
U = 230 V
E = 24 kWh
t = 4 uur
Berekening:
P=E/t
P=24/4
P = 6 kW = 6000 W
I=P/U
I=6000/230
I = 26 A

Opdracht 10.12
Formule:
E = P x t
Gegevens:
P = 250 W = 0,25 kW
t = jaar lang iedere dag 1,5 uur = 547,5 uur (365x1,5)
1 kWh kost €0,21
Berekening:
E = P x t
E = 0,25 x 547,5
E = 137 kWh
Kosten per jaar oudeTV = 137 x €0,21
Kosten per jaar oudeTV = €28,77


Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
Opdracht 10.13
Formules:
P = U x I   &   E = P x t
Gegevens:
t = 2 sec = 0,00056 uur (2 sec : 60 : 60)
U = 12 V
I = 250 A
Berekening:
P = U x I
P = 12 x 250
P = 3000 W = 3 kW

E = P x t
E = 3 x 0,00056
E = 0.00167 kWh



Opdracht 10.14
Formules:
P = U x I    &     t = E/P
Gegeven:
U = 230 V
E = 0,10 kWh
I = 4,35 A
Berekening:
P = U x I
P = 230 x 4,35
P = 1000,5 W = 1,0005 kW

t=E/P
t=0,10/1,0005
t = 0,09995 uur = 6 minuten (0,09995 x 60)
Opdracht 10.15
Formules:
P = E / t    &    I = P / U    &     R = U / I
Gegeven:
E = 0,01 kWh
t = 3 min = 0,05 uur (3 : 60)
U = 230 V
Berekening:
P = E/t
P = 0,01/0,05=0,2 kW
P = 0,2 kW = 200 W

I = P/U
I = 200/230
I = 0,87 A

R = U / I
R = 230/0,87
R = 264,5 Ω

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Omzetten van energie
1
2
3
4

Slide 51 - Slide

This item has no instructions