Blok 4-3 Grammatica 3K

Nederlands
                        Klas 3D - Les 4.3 Grammatica                            
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
                        Klas 3D - Les 4.3 Grammatica                            

Slide 1 - Slide

4 gouden minuten
Telefoon na 4 minuten direct in de tas
Timer op 00:00?
zitten op de plek
Leg de spullen vast klaar
Huiswerk op de tafel


timer
4:00

Slide 2 - Slide

Vandaag in deze les:
  • We hebben de tijd en aandacht hard nodig!!!
  • Let op je werkplek!
  • Verstoor je de les (3x) of respectloos gedrag, dan stuur ik je eruit.
  • Mocht het nodig zijn, dan krijgen sommigen een vaste plek in de klas.

Slide 3 - Slide

Stillezen
Geen boek mee?
Fictie Blok 4
blz. 180 t/m 183
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Vandaag in deze les:
  • Lesafspraken
  • Terugblik
  • Lesdoel
  • Nakijken huiswerk
  • Instructie Grammatica
  • Aan de slag

Slide 5 - Slide

Afspraken tijdens de les:
  • Telefoons in de tas!
  • Je hebt respect voor elkaar en de omgeving.
  • Je houdt je focus en aandacht bij de les.
  • Je let op jezelf, bemoei je niet met anderen.
  • Steek je hand op wanneer je iets wil vragen of zeggen.
  • Let op je plek in de klas en zorg ervoor dat je de les niet verstoort.

Slide 6 - Slide

Terugblik:
  • Leesboek mee tijdens de les
  • Zinsontleding: pv - wwg - ond - lvw - mvw - bwb
  • Zinsontleding: Hoofdzinnen - bijzinnen
  • Bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Lesdoel:
  • Je kunt de zinsdelen benoemen.
  • Je kunt de hoofdzin en bijzin herkennen.
  • Je kunt alle geleerde woordsoorten benoemen.
  • Je kunt bezittelijke voornaamwoorden benoemen.
  • Je kunt vragend, aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord benoemen.

Slide 8 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 5-6-8

Antwoorden staan bij de bronnen in It's Learning.
Zijn er nog vragen?

Slide 9 - Slide

Theorie Grammatica
Vragend voornaamwoord: Staat aan het begin van een vraagzin - wie, wat, welke, wat voor (een).
Aanwijzend voornaamwoord: Wijst iets of iemand aan - die, dat, deze, dit.
Betrekkelijk voornaamwoord: Verwijst naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat - die, dat










Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Opdracht 9 t/m 14 in eDition  (197 t/m 200)
de opdrachten worden op de laptop gemaakt.
Laptop niet mee? Starten in het schrift, daarna overnemen op de laptop.
Dit is ook het huiswerk voor de volgende les








Slide 11 - Slide

In hoeverre heb jij het idee dat je deze leerstof hebt begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Ik vond deze les....
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll