This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
§ 2.1 Waarmee betaal je?
Slide 1 - Slide
Programma
Welkom
Wat gaan we vandaag doen?
Terugblik
Doelen/uitleg
Aan de slag
Afsluiten
Slide 2 - Slide
Doelen:
Wat de geldfuncties zijn
Hoe je op verschillende manieren kunt betalen
Welke rol banken in het geldverkeer hebben
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Geld functies
Je gebruikt geld op drie manieren. Dat noem je geldfuncties. Je gebruikt geld:
Als ruilmiddel: met geld kun je iets kopen.
Als rekenmiddel: met geld stel je vast hoeveel iets waard is.
Als spaarmiddel: met geld kun je sparen voor iets wat je later wilt kopen.
Slide 5 - Slide
Vormen van geld
Contant geld of cash is tastbaar: munten en bankbiljetten. Het contante geld dat bij personen, bedrijven en instellingen in gebruik is, heet officieel chartaal geld.
Geld dat op bankrekeningen staat, is niet tastbaar. Het geld dat bij banken op betaalrekeningen staat, heet officieel giraal geld. Geld op spaarrekeningen telt niet mee.
Slide 6 - Slide
Elektronisch betalen
Bij elektronisch betalen gaat het geld meteen van jouw bankrekening naar de bankrekening van de ander.
Slide 7 - Slide
Elektronisch betalen kan op drie manieren:
Met internetbankieren
Bij een webwinkel. Je betaalt bijvoorbeeld via iDeal, PayPal, Afterpay of via een creditcard.
Bij een betaalautomaat met je pinpas en pincode of contactloos
Slide 8 - Slide
Creditcard
Bij aankopen met een creditcard worden je betalingen meestal aan het eind van de maand van je rekening afgeschreven.
Slide 9 - Slide
Banken
Banken hebben een belangrijke taak in het betalingsverkeer. Ze verbinden tussen:
vraag naar geld en
aanbod van geld.
Hoe beter het gaat met de economie, hoe meer geld er heen en weer stroomt.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Internetbankieren
Via internetbankieren heb je een overzicht van je betalingen en ontvangsten van je betaalrekening.
Het bedrag dat op je bankrekening staat, is je saldo.