Leesvaardigheid 6 vwo

Leesvaardigheid 6 vwo
voorbereiding compo
Herhaling belangrijkste begrippen
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid 6 vwo
voorbereiding compo
Herhaling belangrijkste begrippen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen en intentie van schrijver
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • citeren en parafraseren 
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Opniniëren
Overtuigen
Informeren

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Overtuigen
Opniniëren
Informeren
het publiek zelf een mening laten vormen
het publiek een mening laten overnemen
het publiek uitleggen hoe iets in elkaar zit

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Tekstdoelen
met bijpassende
tekstvormen en -soorten

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Naast vragen over tekstsoort en schrijfdoel kun je vragen verwachten over de intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur(s). De woordkeus en schrijfstijl zeggen hier veel over. Let bij vragen die de hele tekst betreffen vooral op de titel, de inleiding en het slot. 
Hoe kan de houding van de auteur ten opzichte van zijn onderwerp het beste gekarakteriseerd worden?

A bezorgd, maar weinig kritisch
B kritisch en betrokken
C neutraal en afstandelijk
D zakelijk en professioneel  

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen en intentie van schrijver
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • citeren en parafraseren 
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp

Het woord dat, of de woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat ( het is dus géén zin).
Hoofdgedachte

Een mededelende zin (dus géén vraag) die het belangrijkste aangeeft wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De hoofgedachte geeft vaak aanwijzingen over het tekstdoel:
  • constatering: informeren of opiniëren
  • mening: overtuigen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Het onderwerp van een tekst is de belangrijkste zin van de tekst, waar de tekst dus over gaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Bij het bepalen van de hoofdgedachte van de hele tekst let je voornamelijk op de inleiding.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Bij het bepalen van de hoofdgedachte van een alinea of een groepje alinea's let je vooral op de kernzinnen.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen en intentie van schrijver
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • citeren en parafraseren 
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Inleiding
De aandacht trekken
Het onderwerp van de tekst introduceren
Inleiding: aandacht trekken en onderwerp introduceren

Middenstuk: deelonderwerpen uitwerken (hangt samen met het tekstdoel en de gekozen tekststructuur). Een deelonderwerp wordt vaak aangekondigd door een structurerende zin of een tussenkopje.

Slot: bevat meestal de hoofdgedachte en daarnaast een samenvatting, afweging, aansporing/aanbeveling, of toekomstverwachting. 
                   

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Wat kunnen de functies zijn van een inleiding?

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

Welke functie kan een slot niet hebben?
A
afweging
B
samenvatting
C
vraagstelling
D
aanbeveling

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke vaste tekststructuur bestaat niet?
A
oorzaak-gevolgstructuur
B
vraag-antwoordstructuur
C
argumentatiestructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen en intentie van schrijver
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • citeren en parafraseren 
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

citeren en parafraseren
citeren = letterlijk overnemen
parafraseren = in eigen woorden 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Citeren
Eerste twee woorden en laatste twee woorden van een zin, inclusief alle leestekens. 

Nergens in Europa zijn immers meer psychologen per hoofd van de bevolking.

'Nergens in (...) de bevolking.'

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Citeer de tweede zin uit onderstaande alinea.
(1) Er is iets goed fout met de Nederlandse arbeidsmarkt. Inmiddels heeft
een op de acht werknemers een burn-out. De helft van alle Nederlanders zegt het te druk te hebben. Het meeste ziekteverzuim is een gevolg
van stress, depressie of overspannenheid. Meer dan de helft van alle
depressieve werknemers noemt zijn werk als belangrijkste oorzaak voor
de depressie.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen en intentie van schrijver
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • citeren en parafraseren 
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Elke tekst is opgebouwd uit alinea's. Een goede alinea bevat één hoofdgedachte die in één zin geformuleerd is: de kernzin. De kernzin is meestal de eerste zin van een alinea, soms de tweede zin als de eerste zin een structurerende (of verbindende) zin is. In een enkel geval is de kernzin de laatste zin. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Lees onderstaande alinea
Het invoeren van een videoscheidsrechter kan positief uitwerken. Het eerste voordeel is dat wedstrijden eerlijker verlopen. Als iemand in het strafschopgebied naar de grond gaat, kan met behulp van videobeelden gecontroleerd worden of er werkelijk een overtreding is gemaakt of dat een speler alleen maar simuleert dat hij slachtoffer is van een charge (en dus een schwalbe maakt). Na de wedstrijd kan niemand meer beweren dat er onterecht verloren is omdat de scheidsrechter iets verkeerd of niet gezien heeft. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Citeer de kernzin van de alinea?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen en intentie van schrijver
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • citeren en parafraseren 
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

signaalwoorden en functiewoorden
Een tekst is begrijpelijk en prettig om te lezen of naar te luisteren wanneer de verbanden tussen de zinnen en de deelonderwerpen duidelijk worden aangegeven. Verbanden worden meestal gemarkeerd met signaalwoorden
Er zijn ook andere woorden waaraan je verbanden in een tekst kunt herkennen. Deze functiewoorden geven de functie va een tekstdeel aan. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Ga naar deze website en maak de oefeningen



https://www.cambiumned.nl/lezen-schrijven-en-spreken/lezen/

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Link

https://www.cambiumned.nl/lezen-schrijven-en-spreken/lezen/