2.4. & 2.5

1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today's Lesson
  1. 10 minutes of reading
  2. Recap previous lesson
  3. Weektaak + 1Blik Agenda
  4. Speaking
  5. Grammar
  6. Prep Time.

Slide 2 - Slide

Self-study
- Weektaak: wk 45  af
  • mk S2.1 Crossing borders: 
  • mk S2.2  Listening
  • mk S2.3 Speaking
  • L: studybox 
-Weektaak wk 46 is mk S2.4 en 2.5



Slide 3 - Slide

Reading: 10 min
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Lesson 1 
  • Introduction to Scotland
  • Listen to  Auld Lang Syne
  • Do paragraph 1

Slide 5 - Slide

The Present Simple
Present Simple

Slide 6 - Slide

 present simple and present continuous 

Present Simple:
Gebruik je in de tegenwoordige tijd voor feiten en gewoontes, voor zaken die altijd, nooit of regelmatig gebeuren.
 
Vaak staat er wel een woord in de zin zoals: 
always, never, ever, usually, sometimes, every day.

 




He/she/it: does + hele ww

Ontkennende zinnen
I/you/we/they: don't + hele ww
he/she/it: doesn't + hele ww

I work
You work

He/she/it works

 

We work

You work

They work

Do I work?
Do you work?

Does he/she/it work?

 

Do we work?

Do you work?

Do they work?

I don't work
You don't work

He/she/it doesn't work

 

We don't work

You don't work

They don't work

Slide 7 - Slide

The Present Simple
Hoe kun je de "present simple" herkennen?

In een zin weet je of het een feit of routine is door naar signaalwoorden te kijken.
Woorden als every day (alledaags), never (nooit), always (altijd), every Wednesday (elke woensdag) vertellen je dat het over een routine gaat. Het komt vaak voor.

Als er geen signaalwoorden zijn, vertelt de zin u een feit.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

The Present Simple
De SHIT Regel

De SHIT Regel heeft te maken met She, He, en IT.

De regel is:
Als het onderwerp hij, zij of het is, krijgt het werkwoord +s.

So I dance becomes She dances.


Slide 10 - Slide

Leg de SHIT regel in je eigen antwoorden uit.

Slide 11 - Open question

Look at the words below. Which ones are signal words for the Present Simple and which ones are not?
Signal word
Not a signal word
Next Friday
Yesterday
Never
Wednesday
Often
Every week

Slide 12 - Drag question

1. I like scary movies.
2. He is walking the dog.
3. We danced all night long.
4. She plays the piano.
5. They are my parents.
Present Simple
Not Present Simple
1
2
3
4
5

Slide 13 - Drag question

The Present Simple
Wat is een ontkenning?


Ontkenningen vertellen je dat er iets niet gebeurt.
Je kunt het woord "not" in ontkenningen zien, maar bijna altijd als een korte vorm "n't", zoals in don't or doesn't.

Een voorbeeld van een ontkenning is:
                             She doesn't see very well. 


Slide 14 - Slide

The Present Simple
Hoe maak je een ontkenning?

Dus je maakt een ontkenning door "not" of "n't" aan de zin toe te voegen. Denk aan de SHIT-regel!

Dus niet op deze manier:
                                        I like not cookies. 
Maar wél op deze manier:
                                       I don't like cookies 


Slide 15 - Slide

The Present Simple
De SHIT-regel en ontkenningen 

Kijk wat er met het werkwoord in deze zin gebeurt als we er een ontkenning van maken:

                                 He plays video games every day.

                        He doesn't play video games every day.

De + s verdwijnt na "don't" of "doesn't". Hetzelfde gebeurde met de vragen!

Slide 16 - Slide

The Present Simple

Vragen 

Om een "present simple" vraag te maken, moet je het werkwoord "Do" voor de zin plaatsen:

 I like ice cream.     wordt     Do I like ice cream?

Als het onderwerp een he, she of it (hij, zij of het) is, moet je "Does" voor de zin plaatsen. 

Kijk ook wat er gebeurt met de + s van het originele werkwoord.

Bob plays football.   wordt  Does Bob play football?


Slide 17 - Slide

The Present Simple
Questions

Bij 'to be' mag je wel gewoon dit woord gebruiken zonder dat je do of does moet gebruiken. 

She is very beautiful.  wordt  Is she very beautiful?




Slide 18 - Slide

The old man always sits in his chair.
the old man always
in his chair?
Turn the normal present simple sentence into a question
Do
Does
Is
sits
sit
sitting
Did

Slide 19 - Drag question

She is my best friend.
she 
my best friend?
Do
Does
Is
Be
Am
Are
Did

Slide 20 - Drag question

My dog likes meat.

Slide 21 - Open question

They give out flyers every morning.

Slide 22 - Open question

The sun shines very brightly.

Slide 23 - Open question

Great work!

Slide 24 - Slide