BSR 4/12 1aha Formuleren 3 Verwijzen met deze, die, dit en dat

Open je boek alvast op blz 234-235.
Log alvast in op LessonUp (de code
staat  linksonder in beeld).

§2 Verbanden tussen zinnen
§3 Verwijzen met die, deze, dat, dit
Voordat we beginnen:
1AHA
CURSUS 6
FORMULEREN
timer
2:00
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open je boek alvast op blz 234-235.
Log alvast in op LessonUp (de code
staat  linksonder in beeld).

§2 Verbanden tussen zinnen
§3 Verwijzen met die, deze, dat, dit
Voordat we beginnen:
1AHA
CURSUS 6
FORMULEREN
timer
2:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

  • Je kunt verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden
    te gebruiken.

  • Je weet wanneer je de verwijswoorden die, deze, dit en dat moet gebruiken.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

In deze les gaan we:
  • Terugblikken op paragraaf 1Zinnen correct begrenzen en paragraaf 2: Verbanden tussen zinnen.
  • Uitleg paragraaf 3: Verwijswoorden.
  • Oefenvragen in LessonUp.
  • Tijd voor huiswerkopdrachten.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions


Nieuw onderdeel: Formuleren

Cursus Formuleren
voegwoorden, leestekens, tekstverbanden, verwijswoorden,
de trappen van vergelijking.



De planning

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Formuleren


for·mu·le·ren (formuleerde, heeft geformuleerd)
1. onder woorden brengen

bron: vandale.nl 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstverband geven de groene signaalwoorden aan? Vul bij 4 en 5 zelf de woorden in. Schrijf de antwoorden in je schrift. Gebruik het schema op blz. 232.
1. Als je een tijdje niet traint, schijnt je conditie achteruit te gaan.
2. Bij de Action kun je van alles kopen, zoals decoratie, meubels en kleding.
3. Ik ga pas naar het feestje wanneer ik mijn werk af heb.
4. Veel mensen vinden Game of Thrones een goede serie, ... ik vond er niks aan.
5. Het heeft vannacht flink gesneeuwd, ... is het nu erg glad.
    Herhalingsopdracht
timer
3:00

Slide 8 - Slide

Klassikale, schriftelijke herhaling van de stof van vorige les.
Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt tekstverbanden herkennen of aangeven door middel van signaalwoorden

Slide 9 - Slide

This item has no instructions





De zinnen van een tekst houden verband met elkaar. Dat betekent dat ze samen iets betekenen. Ook tussen delen van een lange zin bestaat vaak een verband. Zulke tekstverbanden kun je aangeven met signaalwoorden: als, maar, want.

Zo kun je opsomming geven, een tegenstelling noemen of een oorzaak en gevolg van iets geven.
We leren acht tekstverbanden, waar verschillende signaalwoorden bij horen





Tekstverbanden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Waarom staat er een komma in de zin? Koppel de juiste reden aan de zinnen.

voor een voegwoord

tussen twee persoonsvormen

tussen delen van een opsomming

Als Roos haar trein moet, halen moet ze soms haar fiets op slot zetten.
Je moet echt opschieten, want de bus komt al over twee minuten!
In een restaurant bestelt mijn vader altijd biefstuk, lasagna of kipsaté.

Slide 12 - Drag question

Herhaling paragraaf 1.
Herkennen waarom een komma in de zin is geplaatst.
Verbind de zinnen met de juiste tekstverband. 
Let goed op de signaalwoorden.
chronologisch verband
concluderend verband
redengevend verband
Mijn nichtje gaat een groot feestje geven, want ze is morgen jarig.
Eerst moet hij huiswerk maken, daarna voetbaltrainen en dan kan hij eindelijk gamen.
Vorige keer kwam ik tien minuten te laat voor mijn date, dus nu vertrek ik tien minuten eerder.

Slide 13 - Drag question

Herhaling paragraaf 2.
Tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Verwijzen naar
de- of het-woorden
  • Mannelijke en vrouwelijke woorden hebben 'de' als lidwoord. De tafel, de tuin, de lucht etc. Naar 'de-woorden' verwijs je met die en deze. Die tafel, deze tuin, die lucht.

  • Onzijdige woorden hebben 'het' als lidwoord: het huis, het flesje, het water etc. Naar 'het-woorden' verwijs je met dit en dat. Dat huis, dit flesje, dat water.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
Deze, die, dit en dat.

Je gebruikt deze en die bij de-woorden. Trucje: de eindigt op een d, dus het verwijswoord ook.

Als je geodriehoek kapot is, kun je deze beter niet gebruiken.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
Deze, die, dit en dat.

Je gebruikt dit en dat en die bij het-woorden. Trucje: het eindigt op een
 -t, dus het verwijswoord ook.

Het mes dat jij gebruikt, is heel scherp.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

§3 Verwijswoorden

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Uitlegfilmpje!

Slide 20 - Slide

Wie het al redelijk begrijpt, kan beginnen aan de opdrachten. Wie het nog niet helemaal begrijpt, kan de video meekijken en nog een paar oefenvragen in LessonUp maken.
Welk verwijswoord hoort op de lege plek?

Er is een wet aangenomen ... de verkoop van drones aan banden legt.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welk verwijswoord hoort op de lege plek?

Zoek jij een nieuwe rugtas? Dat komt mooi uit! ... zijn namelijk in de aanbieding!
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welk verwijswoord hoort op de lege plek?

In Hengelo vond een ernstig misdrijf plaats,
... nooit werd opgelost.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Maak zelf een zin waarin het verwijswoord die, deze, dit of dat op de juiste manier voorkomt.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Wat?
Cursus 7 Formuleren §3 Verwijzen met deze, die, dit en dat.
Havo: opdracht 1 t/m 4 (blz. 234-235).
Vwo: opdracht 1 t/m 5 (blz. 234-235).
Hoe?
De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt. Gebruik de uitleg in de groene blokjes theorie in je boek. 
Tijd
20 minuten. Daarna gaan we afronden.
Klaar?
Oefen verder in de online trainer (Magister leermiddelen) of maak een samenvatting van §1 t/m 3.
Huiswerk voor woensdag
timer
15:00

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

  • Je kunt verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden
    te gebruiken.

  • Je weet wanneer je de verwijswoorden die, deze, dit en dat moet gebruiken.
Lesdoelen

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Ik weet hoe ik moet verwijzen met de verwijswoorden deze, die, dit en dat.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

This item has no instructions

Wanneer verwijs je met 'die' en 'deze' en wanneer verwijs je met 'dit' en 'dat'? Leg uit in je eigen woorden.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions