Hoe bereken je het nettoloon van de consument LES 2

Hoe bereken je het nettoloon van de consument?
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieSecundair onderwijs

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Hoe bereken je het nettoloon van de consument?

Slide 1 - Slide

Waar of niet waar?
Pensioen is een inkomst voor de overheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Werken is het leveren van inspanningen. De persoon die de inspanningen levert is de...
A
Werkgever
B
RSZ
C
Personenbelasting
D
Werknemer

Slide 3 - Quiz

Sleep de begrippen uit het schema van de netto loonberekening naar de juiste plaats
-
=
-
=
RSZ (13,07%)
Belastbaar inkomen
Brutoloon
Bedrijfsvoorheffing
Totaal netto-inkomen

Slide 4 - Drag question

Maakt geld gelukkig?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Terugblik
Wat zou je doen met je eerste loon? 
- Kleding kopen
- Lekker gaan eten
- Sparen
- Naar Dubai gaan
- Een wereldreis maken

Slide 6 - Slide

Hoeveel denken jullie dat jullie gaan verdienen (jullie eerste brutoloon)?

Slide 7 - Open question

Gemiddelde brutolonen als startend werknemer (zonder eerdere werkervaring)

Slide 8 - Slide

Als starter in administratie en secretariaat staat er zowat 2.285 euro bruto op je loonbriefje.
De kosten van een wereldreis
Een heel precies getal is vooraf niet aan je reis te hangen, maar reken op gemiddeld op €10.000 voor een halfjaar tot €15.000 – €25.000 voor een heel jaar reizen. 

Slide 9 - Slide

Werkgevers- en werknemersbijdragen
Als je in dienst werkt van een werkgever, moet deze niet alleen je loon betalen maar ook de werkgeversbijdrage of patronale bijdrage

De werknemer moet zelf ook RSZ-bijdragen betalen, dit zijn de werknemersbijdragen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Vul het schema verder aan
patronale
maaltijdcheques, auto, gsm, laptop
RSZ
belastbaar
bedrijfsvoorheffing

Slide 13 - Slide

Welke verschillen zijn er tussen een arbeider en een bediende?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Video

Noteer de begrippen onder de juiste afbeelding
  • uurprestaties
  • loon
  • handenarbeid
  • maandprestaties
  • loon
  • geestesarbeid

Slide 16 - Slide

Opdracht
  • Formuleer een duidelijk antwoord op je vragenblad. 
  • Opzoeken met behulp van Google, geen andere app of zoekmachine! 
  • Leg de begrippen uit en noteer voor wie ze van toepassing zijn (arbeider/bediende). 
  • Waar of niet waar? Leg uit. 
  • Zet een kruisje in de juiste kolom. Je moet steeds 2 kruisjes zetten. 
  • Je krijgt 30 minuten om deze opdracht te maken. 
  • We bespreken de oefening achteraf klassikaal. 
timer
30:00

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Wat gebeurt er met het geld van de RSZ? 
  • Waarop heb je recht als je een kind krijgt? 
  • Op kinderbijslag. 
  • Waarop heb je recht als je ziek wordt of je baan kwijtraakt? 
  • Op een uitkering. 
  • Hoe heet het inkomen dat je krijgt als je met pensioen gaat? 
  • Een vervangingsinkomen.  

Slide 20 - Slide

Wat gebeurt er met het geld van de RSZ? 
  • Waarvan is RSZ de afkorting? 
  • Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
  • Welke takken van de sociale zekerheid financiert de RSZ? 
  • Pensioenen, kinderbijslag, werkloosheid, ziekte en invaliditeit, arbeidsongevallen, beroepsziekten, jaarlijkse vakantie.  

Slide 21 - Slide

De RSZ zorgt voor verschillende uitkeringen. Hieronder zie je afbeeldingen van de voornaamste uitkeringen. Noteer de juiste uitkering onder elke foto. 

Slide 22 - Slide

De RSZ zorgt voor verschillende uitkeringen. Hieronder zie je afbeeldingen van de voornaamste uitkeringen. Noteer de juiste uitkering onder elke foto. 

Slide 23 - Slide

Werken in loonverband of voor eigen rekening? 
  • Wat is het verschil tussen Caroline en Daniel? 
  • Caroline werkt in haar eigen bakkerij, zij is haar eigen baas. Daniel werkt voor Caroline, hij is een werknemer. 

Slide 24 - Slide

Opdracht
  • Pagina 113, oefening 2. 
  • Ga naar het onlinelesmateriaal en bekijk aandachtig de video. 
  • Beantwoord de vragen. 
  • Werk in groepjes van 2. 
  • Tijdslimiet: 15 minuten
timer
15:00

Slide 25 - Slide

To the point

Slide 26 - Slide

To the point

Slide 27 - Slide

Dit bedrag wordt afgehouden van het belastbaar inkomen. Na aftrek heb je je nettoloon
A
Brutoloon
B
RSZ
C
Bedrijfsvoorheffing
D
13,07%

Slide 28 - Quiz

Deze persoon werkt ten dienste van een werkgever.
A
Werkgever
B
Werknemer
C
Bedrijf
D
Zelfstandige

Slide 29 - Quiz

Wanneer ik hoofdzakelijk denkwerk verricht, ben ik een
A
Bediende
B
Arbeider

Slide 30 - Quiz

Deze bijdrage bedraagt 13,07%
A
RSZ
B
Belastbaar loon
C
Patronale bijdrage
D
Maaltijdcheques

Slide 31 - Quiz