Geluk - 4. Oefentoets

Vandaag: oefentoets
Eerst:
- Oefenen met exam.net

Daarna:
- Oefentoets in LessonUp
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vandaag: oefentoets
Eerst:
- Oefenen met exam.net

Daarna:
- Oefentoets in LessonUp

Slide 1 - Slide

Gebruikt lettertype: schulbuch
Oefenen met exam.net
Voordat je aan de oefentoets begint, kijk of je in de hoogste beveiligingsmodus kunt.

Open www.exam.net
Voer de volgende code in: 9Pyr1t
Let op: dit is de hoogste beveiligingsmodus!
Werkt het niet? Mail ICT of ga er langs.
Lukt het niet tijdens de toets zelf?
Geen probleem! Als je tijdens de toets niet in de hoogste beveiligingsmodus kunt, dan maak je de toets op papier.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Oefentoets
Zet een timer op 30 minuten.
Beantwoord de vragen op papier.
Kijk na 30 minuten je antwoorden na.
De antwoorden vind je op de laatste slides

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1: Hieronder zijn een aantal begrippen uitgelegd; welk begrip moet er op de open plek (…..) staan?
a) ………………………………………….… is de stroming van filosofen die er vanuit gaan dat het leven geen zin heeft, maar de mens het  leven toch zin probeert te geven.

b) Wanneer je rekening houdt met genot en pijn op de lange termijn, dan kun je gelukkig worden en innerlijke rust krijgen. Deze innerlijke rust wordt ook wel ……………….………………… genoemd.

c) Misschien moeten wij ons niet laten leiden door de wetenschap en opgelegde regels. We moeten meer luisteren naar onze natuur, ons gevoel om een …………………………….……………… te worden.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vraag 2: Leg met een voorbeeld de onderstaande onderstaande begrippen uit.
(Er wordt dus gevraagd naar een uitleg én een voorbeeld)

a)  Mythe van Sisyphus
b) Het handelen naar het juiste midden
c) Hoe je in feitelijk bent
d) Hoe je eigenlijk bent

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hieronder zie je een tekstvak. Lees de tekst en beantwoord de vragen op de volgende slide.
Waarom druk zijn een verslaving is en je niet gelukkig gaat maken

Vraag aan iemand hoe het gaat en de kans is groot dat het antwoord “druk!” luidt. En zo’n iemand was ik ook. Vooral de “goed, druk!” bleek gemakkelijk uit m’n mond te ontsnappen. Helemaal toen ik erop ging letten. Waarom zei ik dat eigenlijk? Want, is druk zijn wel iets goeds? Ik betrapte mezelf op de gedachte dat het druk hebben hetzelfde was als je succesvol voelen. En dat vond ik best bizar (raar). Waar kwam die overtuiging vandaan?

Het typerende (kenmerkend) van een verslaving is bovendien dat het afleidt van het ‘echte leven’. Je vlucht ergens van weg, bewust of onbewust, of komt niet toe aan dat wat er echt toe doet. Terwijl juist dát bijdraagt aan duurzaam geluk.

Bron

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Vraag 3. Beantwoord de vragen
a)    Welke van de besproken theorieën past het beste bij de bovenstaande tekst? Geef met behulp van de tekst en de gekozen theorie aan waarom je dat vindt.
(Rousseau, Epicurus, Spinoza, Nietzsche, Aristoteles of Camus)

b)    Wat zou Epicurus voor advies geven aan de schrijver van de tekst in tekstvak? Leg uit waarom je dit denkt met behulp van de theorie van Epicurus.

Brontekst
Waarom druk zijn een verslaving is en je niet gelukkig gaat maken

Vraag aan iemand hoe het gaat en de kans is groot dat het antwoord “druk!” luidt. En zo’n iemand was ik ook. Vooral de “goed, druk!” bleek gemakkelijk uit m’n mond te ontsnappen. Helemaal toen ik erop ging letten. Waarom zei ik dat eigenlijk? Want, is druk zijn wel iets goeds? Ik betrapte mezelf op de gedachte dat het druk hebben hetzelfde was als je succesvol voelen. En dat vond ik best bizar (raar). Waar kwam die overtuiging vandaan?
Het typerende (kenmerk) van een verslaving is bovendien dat het afleidt van het ‘echte leven’. Je vlucht ergens van weg, bewust of onbewust, of komt niet toe aan dat wat er echt toe doet. Terwijl juist dát bijdraagt aan duurzaam geluk.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Vraag 4. Beantwoord de vragen
a)    Welke overeenkomst zie je tussen de theorie van Nietzsche en de theorie van Aristoteles over geluk? Leg de overeenkomst uit en geef bij beide filosofen aan hoe zij dit in hun theorie gebruiken.

b)    Welke overeenkomst zie je tussen de theorie van Nietzsche en de theorie van Rousseau over geluk? Leg de overeenkomst uit en geef bij beide filosofen aan hoe zij dit in hun theorie gebruiken.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vraag 5
a)    Wat is volgens jou geluk en hoe zou je dit kunnen bereiken? Geef aan bij welke filosoof dit het meeste aansluit en waarom.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De antwoorden
Open de hotspot voor het juiste antwoord
Kijk je antwoorden na
Geef jezelf de bijhorende punten

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1: Hieronder zijn een aantal begrippen uitgelegd; welk begrip moet er op de open plek (…..) staan?
a) ………………………………………….… is de stroming van filosofen die er vanuit gaan dat het leven geen zin heeft, maar de mens het  leven toch zin probeert te geven.

b) Wanneer je rekening houdt met genot en pijn op de lange termijn, dan kun je gelukkig worden en innerlijke rust krijgen. Deze innerlijke rust wordt ook wel ……………….………………… genoemd.

c) Misschien moeten wij ons niet laten leiden door de wetenschap en opgelegde regels. We moeten meer luisteren naar onze natuur, ons gevoel om een …………………………….……………… te worden.

Absurdisme
Ataraxia
Goede wilde
0,5p voor elk goed antwoord

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Vraag 2: Leg met een voorbeeld de onderstaande onderstaande begrippen uit.
(Er wordt dus gevraagd naar een uitleg én een voorbeeld)

a)  Mythe van Sisyphus
b) Het handelen naar het juiste midden
c) Hoe je in feitelijk bent
d) Hoe je eigenlijk bent

Sisyphus had ruzie met de Goden en moest als straf een grote ronde steen een berg op rollen. Zodra de steen de berg opgerold was, rolde deze weer naar beneden. Zijn hele leven lang moest Sisyphus deze steen weer omhoog werken. Hij doet iets eindeloos doet zonder dat het op zichzelf zin heeft. Bijvoorbeeld ik kam elke ochtend mijn haar terwijl dit zinloos is, de volgende dag is het weer in de war.
Volgens Aristoteles vervul je zo goed mogelijk je denkvermogen wanneer je in iedere situatie handelt naar het juiste midden. Dat betekent dat je een midden moet zoeken tussen te veel en te weinig.  Waar het midden precies zit, is afhankelijk van de situatie waarin je zit. Bijvoorbeeld soms is het moedig om je niet te mengen in een ruzie en soms is moedig om juist in te grijpen. Dat verschilt per situatie. Als ik een stuk groter en sterker ben dan de ruzieënde mensen, dan is het moedig. Ben ik een stuk kleiner of is er sprake van wapens, dan is niet inmengen moediger.
In de alledaagse praktijk ben je iemand en dit is diegene die anderen ook zien. Zij zien wat je doet. In de dingen die jij dagelijks doet wordt je veel beïnvloed door mensen om je heen. Zo luister je waarschijnlijk naar je ouders en bepalen zij veel voor je. Bijvoorbeeld: Ik kies misschien niet zelf gekozen om elke ochtend als eerste je bed op te maken, maar ik doe het toch. Omdat ik wel doe, maakt dit onderdeel uit van hoe je in feite bent.
Hoe je eigenlijk bent is de innerlijke kern van wie jij bent. Dit bevat wat jij belangrijk vindt en wat je eigenlijk zou willen doen. Het is een soort van ideaal beeld van jezelf. Naast de dingen die je elke dag doet (hoe je in feite bent) omdat je ze moet doen, zijn er ongetwijfeld dingen die je zou willen doen omdat je ze belangrijk vindt. Bijvoorbeeld: Elke dag je bed opmaken kan iets zijn wat je niet vanuit jezelf graag wilt. Je zou je kunnen voorstellen dat je graag meer tijd wilt doorbrengen met je vrienden op het sportveld.
0,5p voor een goede uitleg
0,5p voor een goed voorbeeld

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Vraag 3. Beantwoord de vragen
a)    Welke van de besproken theorieën past het beste bij de bovenstaande tekst? Geef met behulp van de tekst en de gekozen theorie aan waarom je dat vindt.

b)    Wat zou Epicurus voor advies geven aan de schrijver van de tekst in tekstvak? Leg uit waarom je dit denkt met behulp van de theorie van Epicurus.

Brontekst
Waarom druk zijn een verslaving is en je niet gelukkig gaat maken

Vraag aan iemand hoe het gaat en de kans is groot dat het antwoord “druk!” luidt. En zo’n iemand was ik ook. Vooral de “goed, druk!” bleek gemakkelijk uit m’n mond te ontsnappen. Helemaal toen ik erop ging letten. Waarom zei ik dat eigenlijk? Want, is druk zijn wel iets goeds? Ik betrapte mezelf op de gedachte dat het druk hebben hetzelfde was als je succesvol voelen. En dat vond ik best bizar (raar). Waar kwam die overtuiging vandaan?
Het typerende (kenmerk) van een verslaving is bovendien dat het afleidt van het ‘echte leven’. Je vlucht ergens van weg, bewust of onbewust, of komt niet toe aan dat wat er echt toe doet. Terwijl juist dát bijdraagt aan duurzaam geluk.


Deze vraag kun je met verschillende filosofen beantwoorden. Eentje hiervan is genoeg voor twee punten!

1. Rousseau zei dat de mens gelukkig is wanneer zij dichter bij (hun eigen) natuur staan. Dit zou je kunnen zien als dat je zo dicht mogelijk bij jezelf moet blijven, wie jij van nature bent. Alle kennis die wij opdoen zorgt ervoor dat wij minder verbonden zijn met onze natuur. In de tekst staat de persoon ver van zijn natuur af doordat diegene onbewust 'goed, druk' zegt, zonder daarbij na te denken. Diegene heeft een bepaalde overtuiging waar die helemaal niet achter staat.
2. Epicurus zei dat juist je verstand je gevoel moet leiden. Je moet goed nadenken voordat je iets doet. Want wanneer je nadenkt weet je of een actie genot oplevert en pijn zal vermijdt – ook op lange termijn! Verstand is daarmee de weg die je moet nemen voor geluk. In de tekst lijkt 'goed, druk' fijn te zijn, maar een verslaving zal op lange termijn voor meer 'pijn' zorgen. Dat beseft deze persoon in de tekst ook.
3. Spinoza stelde wanneer je de twee manieren van ‘zijn’ harmonieus laat samenwerken, dat je daar blijmoedig van wordt en dus gelukkig. Hoe je in feite bent is de 'jij' die je laat zien in het dagelijks leven. Hoe je eigenlijk bent is de 'jij' die je graag wilt zijn. In de tekst is de persoon die diegene in feite is 'druk', maar dat is een verslaving waar diegene vanaf wil. Zonder verslaving is zoals diegene eigenlijk wil zijn.
4. Nietzsche: Het is tijd dat wij meer instinctief gaan leven en onze instinctieve wil tot macht gaan uitoefenen! De beste versie van jezelf worden! Boven jezelf uitstijgen! Alleen op die manier worden wij een Übermensch. In de tekst is er sprake van iemand die zich beseft dat die altijd geluisterd heeft naar een ideaal dat niet van diegene zelf is. Diegene probeert zich los de maken van het ideaal en te streven naar de beste versie van zichzelf!

1p voor uitleg theorie
0,5p voor gebruik van tekst
0,5p voor uitleg waarom je dat vindt.
Voor Epicurus is geluk zowel een gezond lichaam als innerlijke rust in je ziel/geest. Deze innerlijke rust noemen de klassieke filosofen ataraxia. Voor Epicurus is het ook zinvol om niet te veel te verlangen. Tevreden zijn met wat je hebt en kunt krijgen is meer rustgevend voor je ziel/geest.

Een gezond lichaam en innerlijke rust kun je volgens Epicurus alleen bereiken wanneer je genot nastreeft en pijn vermijdt door middel van het verstand.

Het advies zou zijn om ataraxia na te streven door niet te veel te willen en daarbij genot en pijn afweegt.
1p voor uitleg theorie
0,5p voor advies
0,5p voor koppeling met de tekst

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vraag 4. Beantwoord de vragen
a)    Welke overeenkomst zie je tussen de theorie van Nietzsche en de theorie van Aristoteles over geluk? Leg de overeenkomst uit en geef bij beide filosofen aan hoe zij dit in hun theorie gebruiken.

b)    Welke overeenkomst zie je tussen de theorie van Nietzsche en de theorie van Rousseau over geluk? Leg de overeenkomst uit en geef bij beide filosofen aan hoe zij dit in hun theorie gebruiken.
1p voor de uitleg van de overeenkomst
2x 0,5p uitleg plaats van overeenkomst in theorie
Overeenkomst: Zowel Nietzsche als Aristoteles zien het denkvermogen als iets typisch menselijks.

Aristoteles: De mens vervult zijn functie goed wanneer hij zijn meest unieke eigenschap goed doet. Deze unieke eigenschap is volgens Aristoteles het verstand/denkvermogen. Dieren en planten hebben volgens Aristoteles wel het vermogen om te leven (planten en dieren) en te voelen (dieren), maar geen denkvermogen.

Nietzsche: stelde dat wij mensen slecht uitgeruste dieren waren. Wij zijn niet echt snel, hebben geen vacht en negeren ons instinct. In tegenstelling tot dieren hebben mensen een verstand. Dat verstand is voor Nietzsche niet noodzakelijk positief; het zorgt ervoor dat wij ons instinct negeren. En dat terwijl ons instinct veel slimmer is!
Overeenkomst: Beide filosofen stellen dat je zoveel mogelijk bij je eigen natuur moet blijven. Dat is het instinct voor Nietzsche.

Nietzsche: Het leven moet geleefd worden! Het is tijd dat wij meer instinctief gaan leven en onze instinctieve wil tot macht gaan uitoefenen! De beste versie van jezelf worden! Boven jezelf uitstijgen! Alleen op die manier worden wij een Übermensch.

Rousseau zei dat de mens gelukkig is wanneer zij dichter bij (hun eigen) natuur staan. Dit zou je kunnen zien als dat je zo dicht mogelijk bij jezelf moet blijven, wie jij van nature bent. Alle kennis die wij opdoen zorgt ervoor dat wij minder verbonden zijn met onze natuur.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vraag 5
a)    Wat is volgens jou geluk en hoe zou je dit kunnen bereiken? Geef aan bij welke filosoof dit het meeste aansluit en waarom.
Uitleggen wat geluk is volgens jou.

Uitleggen hoe je dat geluk kunt bereiden.

Aangeven welke filosoof daar het beste bij past

Uitleggen waarom deze filosoof daar het beste bij past.


1p voor de uitleg wat geluk volgens jou is
0,5 voor de uitleg hoe je volgens jou geluk kunt bereiken
0,5p voor aangeven welke filosoof daar het beste bij past
0,5p voor uitleg waarom deze filosoof het beste bij jouw visie past

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Tel je punten op

Kijk hiernaast welk cijfer daarbij hoort!




N-Term    1.0

0    1.0
1    1.6
2    2.3
3    2.9
4    3.6
5    4.2
6    4.9
7    5.5
8    6.1
9    6.8
10    7.4
11    8.1
12    8.7
13    9.4
14    10.0

Halve punten?
Heb je een halve punt? Bijvoorbeeld 8,5p? Dan zit je cijfer tussen de 6,1 en 6,8. Met afronding wordt dat een 6,5!

Slide 16 - Slide

This item has no instructions