Schrijven les 6

Schrijven les 6
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Schrijven les 6

Slide 1 - Slide

Programma
Even oefenen
Eisen aan het examen

Slide 2 - Slide

Verslag
Beschrijf een activiteit die je recentelijk hebt uitgevoerd op je werk/stage.
Geef twee redenen waarom je de activiteit deed.
Vertel wat goed ging en wat beter kon.
timer
5:00

Slide 3 - Slide

E-mail
Aan je stagebegeleider.
Je bent vandaag uitgescholden door een cliënt.
Je voelde je er erg naar onder, omdat er ook met K* gescholden is.
Je collega vond dat je niet zo moeilijk moest doen.
Je wilt toch binnenkort even in gesprek met je stagebegeleider.
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Vergadering
Op de vergadering gaan de werktijden besproken worden.
Jij vindt dat ze aangepast moeten worden.
Bedenk hiervoor twee argumenten.
Bedenk ook een tegenargument wat je kunt weerleggen.
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Schrijfexamen
60 minuten
drie teksten schrijven
Nederlands
80% van de eisen minimaal

Slide 6 - Slide

Beoordeling examen
Samenhang
Afstemming op doel
Afstemming op publiek
Woordenschat/woordgebruik
Spelling, interpunctie, grammatica
Leesbaarheid

Slide 7 - Slide

Samenhang
Je brengt samenhang aan in de tekst door middel van een
eenvoudige indeling of een opbouw waarbij eenvoudige
verbanden in de tekst duidelijk zijn. Je gebruikt hiervoor
eenvoudige voegwoorden (zoals en, want, maar) op correcte
wijze.

Slide 8 - Slide

Afstemming op doel
Je bereikt in eenvoudige teksten het belangrijkste
schrijfdoel.

Slide 9 - Slide

Afstemming op publiek
Je past formele en informele taal vrijwel altijd correct toe. Je
stemt je toon en woordgebruik af op het publiek.

Slide 10 - Slide

Woordenschat/woordgebruik
Je hebt een redelijk goede woordenschat. Dit laat je zien
door af en toe te variëren in woordgebruik. Je gebruikt
eenvoudige voorzetsels (zoals voor, achter, op) correct. 

Slide 11 - Slide

Spelling, interpunctie, grammatica
Je hebt een redelijke beheersing van de spelling, interpunctie en grammatica. Je formuleert korte eenvoudige zinnen altijd correct. Je gebruikt eenvoudige onregelmatige werkwoorden (zoals zijn-was-geweest) vrijwel altijd correct. De eenvoudige spellingsregels (zoals blauw-blauwe) pas je vrijwel altijd correct toe. De regels t.a.v. iets complexere
interpunctie (zoals hoofdletters) pas je meestal correct toe.

Slide 12 - Slide

Leesbaarheid
Je gebruikt, indien nodig, eenvoudige tekstconventies (zoals
titel, aanhef) correct. Je gebruikt complexere
tekstconventies (tussenkopjes, witregels, marges,
paragrafen, inspringen) meestal correct.

Slide 13 - Slide