Biologie examen 20191!, met hints (deel 2)

BiologieExamen VMBO-TL 2019
met Hints
deel 2
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

BiologieExamen VMBO-TL 2019
met Hints
deel 2

Slide 1 - Slide

Hoe werk je met deze LessonUp
Dit is het biologie examen van 2019 vmbo-TL eerste tijdvak.
Als je twijfelt over een vraag:      klik hint 1 aan
Weet je het dan nog niet zeker: klik hint 2 aan
Lukt het dan nog niet?                   klik hint 3 aan


Succes namens H.Visser en G.Borsboom 
1
2
3

Slide 2 - Slide

Algemene tips voor het biologie examen:
LEES ALTIJD EERST DE VRAAG!!!
Dus niet de tekst die ervoor staat... Misschien heb je die helemaal niet nodig en dan raak je in de war!!
Weet je het antwoord niet?
Kijk DAN naar de tekst die ervoor staat
(of naar een vraag die je eerder over dit onderwerp beantwoord hebt)

Slide 3 - Slide

Grauwe Ganzen
De komende vragen horen bij elkaar
(Op het examen horen de vragen van grijze balk 
tot grijze balk bij elkaar....)

Slide 4 - Slide

Informatie voor bij de volgende vragen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Over de onderzoeken 1 en 2 worden twee uitspraken gedaan. Deze twee uitspraken staan in een tabel op de uitwerkbijlage.
Kruis bij elke uitspraak aan of deze juist is of onjuist. 
(Het eerste vinkje hoort bij de eerste vraag,het tweede vinkje bij de tweede vraag)

Slide 7 - Drag question

Uit onderzoek 3 blijkt dat de ganzen geleerd hebben in welk gekleurd
bakje het voer zit.
Leg uit dat hier sprake is van conditionering.
Lees de informatie goed door
1
Wat is ook alweer conditionering? Hoe kan je zien of er conditionering plaatsvindt?
2
Conditionering betekent, dat je een dier/mens iets aanleert door beloning.
3

Slide 8 - Open question

Uit de resultaten van onderzoek 3 blijkt dat de ganzen kleuren kunnen
onderscheiden. Ze hebben, net als mensen, twee typen zintuigcellen in
hun ogen met dezelfde namen en functies.
 Hoe heet het type zintuigcellen waarmee de ganzen kleuren kunnen
zien?
Lees de vraag nog een keer door: je ziet dan, dat de onderdelen van het oog van de gans hetzelfde zijn en hetzelfde heten als bij een mens
1
Hoe heten de zintuigcellen ook alweer die we hebben?
En met welke zintuigcellen kunnen we kleuren zien?
2
Zwart wit zie je met staafjes
Kleuren zie je met....
3

Slide 9 - Open question

Uit de resultaten van onderzoek 3 blijkt dat de ganzen kleuren kunnen
onderscheiden. Ze hebben, net als mensen, twee typen zintuigcellen in
hun ogen met dezelfde namen en functies.
Hoe heet het type zintuigcellen waarmee de ganzen kleuren kunnen
zien?
Lees de vraag nog een keer door: je ziet dan, dat de onderdelen van het oog van de gans hetzelfde zijn en hetzelfde heten als bij een mens
1
Hoe heten de zintuigcellen ook alweer die we hebben?
En met welke zintuigcellen kunnen we kleuren zien?
2
Zwart wit zie je met staafjes
Kleuren zie je met....
3

Slide 10 - Open question

Het leergedrag dat in onderzoek 4 beschreven wordt, treedt alleen in een
korte periode na het uitkomen van de eieren op.
Hoe heet dit type leergedrag? waarmee de ganzen kleuren kunnen
zien?
Lees het stukje bij informatie 4. Hierin wordt gedrag beschreven.
De vraag is: hoe heet dit gedrag?
1
Hoe heet het gedrag, dat je alleen aanleert in de eerst periode van het leven? 

2
Er zijn verschillende soorten leergedrag.
NOem ze eens op: welke zou hier goed kunnen zijn
Hieronder staan ze:

gewenning
Conditionering
imprenting
Trial en error
3

Slide 11 - Open question

Baarmoederhalskanker

Slide 12 - Slide

Over de vaccinatie tegen HPV type 16 en type 18 worden twee uitspraken
gedaan. Deze twee uitspraken staan in een tabel op de uitwerkbijlage.
Kruis bij elke uitspraak aan of deze juist is of onjuist. 
Het eerste kruisje hoort bij de eerste vraag, het tweede bij de tweede vraag

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Slide

Het centraal zenuwstelsel van vissen bestaat uit vier delen met dezelfde
namen en functies als bij mensen. Twee van die delen zijn het
ruggenmerg en de grote hersenen.
Geef de namen van de andere twee delen van het centraal
zenuwstelsel.
Er wordt gevraagd naar het centrale zenuwstelsel.
Wat is ook alweer het centraal zenuwstelsel.
Als je dit niet weet zoek je dit op!!
1
Let op: er worden al twee onderdelen genoemd: grote hersenen en ruggemerg. Welke delen blijven over?
2
Het centraal zenuwstelsel bestaat uit: grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggemerg.
Er zijn er twee genoemd in de vraag. Welke twee blijven over en zijn dus je antwoord?
3

Slide 15 - Open question

Uit het feit dat de pijnstiller geen invloed heeft op de reactie van de
vissen, leidt Lisa af dat het spartelen van de vissen een reflex is.
Leg uit waardoor de pijnstiller geen invloed heeft op een reflex.
Wat is ook alweer een reflex?
Een reflex is een reactie op ...... die ....
1
Wist je niet meer wat een reflex was? Zoek het op.
Hoe weet je nu, dat de pijnstiller geen effect kan hebben op de reflex?
Kijk in de tekst
Waar heeft de pijnstiller effect op?
2
Een reflex is een reactie op een sterke prikkel. De reflex gaat niet naar de grote hersenen, maar de reactie wordt gegeven door het ruggemerg of de hersenstam.

Waarop heeft het medicijn werking? Hoe weet je nu het antwoord op de vraag?
3

Slide 16 - Open question


Geef een argument dat de conclusie van Lisa ondersteunt.
Wat is het verschil tussen de groep die wel pijnstillers heeft gehad en de groep die geen pijnstillers heeft gehad?
1
Kijk goed naar het verschil in gedrag.
Wat zou dat kunnen betekenben
2
Kom je er nog niet uit? Vraag hulp aan de docent
3
Twee uur na het experiment is er een verschil in het gedrag van de vissen van beide groepen. De vissen die de pijnstiller hebben gekregen, gedragen zich normaal, zoals vóór het experiment. De vissen die geen pijnstiller hebben gekregen, gedragen zich onrustig. Lisa trekt hieruit de conclusie dat de vissen die geen pijnstiller kregen, tijdens het experiment pijn hebben waargenomen.
Info

Slide 17 - Open question


Geef een argument dat de conclusie van Lisa ondersteunt.
Wat is het verschil tussen de groep die wel pijnstillers heeft gehad en de groep die geen pijnstillers heeft gehad?
1
Kijk goed naar het verschil in gedrag.
Wat zou dat kunnen betekenben
2
Kom je er nog niet uit? Vraag hulp aan de docent
3
Twee uur na het experiment is er een verschil in het gedrag van de vissen van beide groepen. De vissen die de pijnstiller hebben gekregen, gedragen zich normaal, zoals vóór het experiment. De vissen die geen pijnstiller hebben gekregen, gedragen zich onrustig. Lisa trekt hieruit de conclusie dat de vissen die geen pijnstiller kregen, tijdens het experiment pijn hebben waargenomen.
Info

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Noteer een voedselketen bestaande uit vier schakels uit de informatie.


Waarmee begint altijd een voedselketen?
Zoek er een op in de tekst!!

1
Wat zet je ook alweer tussen de verschillende organismen?
En welke kant gaat dat ding ook alweer?
Denk aan de pacman !!!
2
Je begint een voedselketen altijd met een plant, dan komt er een pijltje tussen en komt de planteneter enzovoorts.
De kant waarop de pijl wijst??? Denk aan de pacman!! Maak van je pijl een pacman... dan weet je welke kant hij op moet >)
3

Slide 20 - Open question

De temperatuur van het zeewater voor de westkust van Zuid-Amerika
wisselt voortdurend onder invloed van de golfstromen (zie het diagram).
In welke periode was het verschil tussen de hoogste en de laagste
temperatuur van het zeewater het grootst?
Kijk goed naar het plaatje
Trek een lijn bij de hoogste temperatuur en bij de laagste temperatuur
1
Waar is het verschil het grootst tussen de hoogste temperatuur en de laagste... In welke periode is dit?
2
Lukt het nog niet?
Oefen met het werkblad: grafieken en tabellen
3
A
1982-1986
B
1986-1990
C
1998-2002
D
2010-2014

Slide 21 - Quiz

Noteer een abiotische factor uit de informatie die invloed heeft op de
overlevingskansen van organismen in het zeewater voor de kust van
Zuid-Amerika.
Wat is abiotisch? 
Als je het niet meer weet: a  is niet, bio is levend ;-)
1
Kan je voorbeelden noemen van abiotisch?
(levenloos, heeft nooit geleefd)
Zoek ze op in de les
2
Voorbeelden van abiotische factoren zijn:
licht, lucht, water, temperatuur, bodem, wind enzovoorts
Welke zie jij in de tekst staan?
3

Slide 22 - Open question

Soms wordt de koele golfstroom voor de kust van Zuid-Amerika verdrongen door een warme stroom. Dit verschijnsel wordt El Niño genoemd. Het water van deze warme stroom bevat veel minder voedingszouten dan dat van de koele stroom. Dit heeft gevolgen voor de albatrossen en de jan-van-genten. Deze zeevogels vinden dan te weinigvoedsel in zee en gaan op het vaste land op zoek naar voedsel.
 Leg uit waardoor deze zeevogels gebrek aan voedsel uit zee krijgen.
Wat eten de vogels?? en waarom verdwijnt dit eten??

Kijk ook naar de andere info
1
In de informatie staat iets over het verschil tussen de warme golfstroom en de koude golfstroom.... Wat is dat? en wat doet dat met de algen?
2
ALs je weet dat er door de warme golfstroom minder voedingszouten zijn, dan weet je ook dat er minder ..... zijn..
Dit is voedsel voor de ansjovis... dus dankomen erook minder ansjovissen
3
info

Slide 23 - Open question

De rest van het examen staat in de volgende lessonup

Slide 24 - Slide