11/03 Lezen H1, H2, H3 en H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Lezen H1, H2, H3 en H4

Herhaling hoofdstuk 1 en 2

Uitleg hoofdstuk 3 en 4

Stof toetsweek periode 3

Doel van de les

• hoofdzaken en hoofdgedachte
• tekstdoel en publiek
• verbanden en signaalwoorden

Lezen Hoofdstuk 1

• Hoofdzaken: Wat in een tekst belangrijk is
• Hoofdgedachte: Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat 

Hoofdzaken

• inleiding
• slot
• kernzin - eerste of laatste zin alinea
• tussenkopjes
• cursief gedrukte woorden

Hoofdgedachte

• wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
• staat in de inleiding of slot

Samenvatting

Je noteert alleen de hoofdgedachte en de hoofdzaken.

Lezen Hoofdstuk 2

• tekstdoel
• publiek 

Tekstdoelen

Informeren

de schrijver wil: je komt iets te weten

tekstsoorten: artikel in een krant of tijdschrift; nieuwsbericht; schoolboektekst.

overtuigen

de schrijver wil: dat je dezelfde mening krijgt als hij heeft

tekstsoorten

tekstsoorten: reactie op een website; ingezonden brief; recensie

waarschuwen

de schrijver wil: dat je iets niet doet

tekstsoorten: reclameteksten, advertentie, folder

tot handelen aanzetten

de schrijver wil: dat je iets gaat doen

tekstsoorten: reclametekst, advertentie

instrueren

de schrijver wil: uitleggen hoe je iets moet doen

tekstsoorten: gebruiksaanwijzing; recept; handleiding

adviseren

de schrijver wil: je raad geven

tekstsoorten: folder (bijvoorbeeld van de apotheek)

amuseren

de schrijver wil: je vermaken

tekstsoorten: verhaal, strip, cabarettekst, mop

Even oefenen

Wat is het tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Activeren
4. Amuseren

Wat is het tekstdoel?

1. instrueren
2. activeren
3. overhalen
4. amuseren

Wat is het tekstdoel?

1. Instrueren
2. Informeren
3. Overtuigen
4. Activeren

Er zijn veel verschillende tekstdoelen, geef aan wat vaak het tekstdoel is van stripverhaal

1. informeren
2. amuseren
3. instrueren
4. activeren

Er zijn veel verschillende tekstdoelen, geef aan wat vaak het tekstdoel is van een recept

1. informeren
2. amuseren
3. instrueren
4. activeren

Tekstdoel?

1. Informeren
2. Activeren/Overhalen
3. Amuseren
4. Overtuigen

Wat is GEEN tekstdoel?

1. verkennen
2. informeren
3. overtuigen
4. amuseren

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Tekstdoelen

Een reclametekst heeft als tekstdoel:

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Activeren

Wat is het tekstdoel?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Overhalen
4. Amuseren

Tekstdoel

1. Informeren
2. Amuseren
3. Activeren
4. Overtuigen

Lezen hoofdstuk 3

• verbanden
• signaalwoorden

verbanden en signaalwoorden

opsomming: ten eerste; ten tweede; om te beginnen; ook (nog), verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte, :, -, getallen of dots 

tegenstelling: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant....aan de andere kant, daarentegen

voorbeeld: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere, ter illustratie, 

In een tekstje staat het signaalwoord 'maar'.
Welk verband geeft dit signaalwoord aan?

1. Opsomming
2. Tegenstelling
3. tijdvolgorde

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?

1. zoals
2. daarnaast
3. echter
4. zo

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?

1. zoals
2. maar
3. tegenover
4. daarentegen

signaalwoorden
Welk van de onderstaande signaalwoorden hoort niet bij het tekstverband opsomming

1. en
2. ook
3. omdat
4. verder

wat is (zijn) signaalwoord(en)?

1. tegen
2. bovendien
3. vervolgens
4. zij

Wat is een signaalwoord

Wat zijn signaalwoorden?

1. Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
2. Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
3. Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
4. Woorden die extra informatie geven

Zo
is een signaalwoord voor..

1. tegenstelling
2. voorbeeld
3. opsomming

'Toch' is een signaalwoord voor

1. een voorbeeld
2. een tegenstelling
3. een opsomming

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?

1. Ten eerste
2. Daarom
3. Bijvoorbeeld
4. Maar

'Ook' is een signaalwoord voor

1. een voorbeeld
2. een tegenstelling
3. een opsomming

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een voorbeeld?

1. zoals
2. echter
3. Bijvoorbeeld
4. Neem nou

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

'Maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?

1. tegenstelling
2. voorbeeld
3. reden
4. opsomming

Aan de slag

Maken online hoofdstuk 3 Lezen opdracht 1 en 2