2BK H3.2 21/22

Hoofdstuk 3: Wat mag wel en wat mag niet?
3.2 Hoe verloren vorsten hun macht?
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3: Wat mag wel en wat mag niet?
3.2 Hoe verloren vorsten hun macht?

Slide 1 - Slide

Rechten en plichten
Recht: iets wat je mag
Plicht: iets wat je moet 

Vroeger bedacht de koning van een land de rechten en plichten. Hij deed dit helemaal zelf, hij hoefde aan niemand verantwoording af te leggen. 
= absolutisme of regeren met absolute macht. 

Slide 2 - Slide

Lodewijk XVI
Deze koning regeerde met absolute macht. 

In een land waren drie groepen (standen): de burgers, edelen en geestelijken. Van elke stand kwam er een aantal vertegenwoordigers naar Parijs. 
= de Staten-Generaal. 
De koning wilde de belasting verhogen omdat zijn geld op was. Op dit moment kwamen de burgers/ de Staten Generaal steeds meer in opstand.

Slide 3 - Slide

Opstand
De burgers wilden in ruil voor het betalen van extra belasting het recht om mee te beslissen met het maken van wetten. 
Toen de koning dit weigerde, kwam een groot deel van de Staten-Generaal in opstand. Vooral de burgers waren kwaad.

Op 14 juli 1789 bestormden Parijse burgers de Bastille, een gevangenis. Ook op het platteland kwamen de boeren in opstand tegen de edelen. 

Het volk liet zien dat het tegen absolutisme was > de Franse Revolutie

Slide 4 - Slide

De Franse revolutie
In 1792 wilde Lodewijk vluchten naar het buitenland, dit werd ontdekt en Lodewijk werd afgezet. Frankrijk werd een republiek = een land zonder koning. 
Een jaar laten onthoofden revolutionairen Lodewijk met een guillotine.  

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Zet de historische gebeurtenissen in de juiste volgorde. 
1
2
3
4
5
De koning heeft absolute macht.
De koning wilde de belasting verhogen.
De koning weigert de burgers meer macht te geven.
Burgers bestormen de Bastille.

Slide 7 - Drag question

Napoleon
Na de revolutie in 1789 bleef het onrustig in Frankrijk, mensen werden het niet eens over wie het land nou moest besturen. 

Er waren veel rellen die het leger moest onderdrukken. Napoleon Bonaparte was een generaal in het leger. De populaire generaal kreeg steeds meer macht en het volk steunde hem. 
Uiteindelijk zette hij de regering af en hij werd koning van Frankrijk. 

Slide 8 - Slide

Nederland
Ook in Nederland waren mensen die vonden dat burgers meer macht moesten krijgen = patriotten. 
Zij wilden dat het volk, de burgers, zelf hun bestuurders kon kiezen. 

De republiek Nederland werd toen bestuurd door stadhouders en regentenfamilies (De machthebbers). Het leek erg op de macht van absolute vorsten. 


Slide 9 - Slide

De Bataafse Revolutie
In 1795 namen de patriotten met behulp van Franse soldaten het 
bestuur in Nederland over. 
Ze namen het bestuur van Willem over. Nederland werd de Bataafse Republiek. De macht kwam in handen van een parlement, gekozen door burgers.

Slide 10 - Slide

Twee revoluties. 
Franse Revolutie
Bataafse Revolutie
patriotten
Lodewijk XVI
Willem V
guillotine
Bastille
stadhouder

Slide 11 - Drag question