Toetsonderwerpen H2

Oefening toets P4
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefening toets P4

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je ser?

Slide 2 - Open question

Elsa _______ en España
A
es
B
está

Slide 3 - Quiz

Juan ________ profesor
A
es
B
está

Slide 4 - Quiz

Yo ________ en la escuela
A
soy
B
estoy

Slide 5 - Quiz

Ellos _____ holandeses
A
son
B
están

Slide 6 - Quiz

De stad

Slide 7 - Slide

Wat betekent la iglesia?

Slide 8 - Open question

Wat betekent la farmacia?

Slide 9 - Open question

Wat betekent la estación de tren?

Slide 10 - Open question

Wat betekent el cine?

Slide 11 - Open question

Wat betekent la iglesia?

Slide 12 - Open question

Hoe vertaal je de supermarkt naar het spaans?

Slide 13 - Open question

Hoe vertaal je het park naar het Spaans

Slide 14 - Open question

De beroepen

Slide 15 - Slide

Welke beroepen ken je nog?

Slide 16 - Mind map

Quién trabaja en el hospital
A
la profesora
B
El jardinero
C
el camarero
D
el médico

Slide 17 - Quiz

Quién trabaja en el parque?
A
la profesora
B
el jardinero
C
el camarero
D
la bibliotecaria

Slide 18 - Quiz

Quién trabaja en la farmacia?
A
la profesora
B
el farmaceutico
C
el jardinero
D
la librera

Slide 19 - Quiz

Quién trabaja en el restaurante?
A
la biblotecaria
B
el farmaceutico
C
el camarero
D
la librera

Slide 20 - Quiz

Onregelmatige werkwoorden

Slide 21 - Slide

Vervoeg het werkwoord in de juiste vorm:
El supermercado _______(cerrar)

Slide 22 - Open question

Ronaldo _______ (jugar) al futbol

Slide 23 - Open question

Yo ________ (dormir) temprano

Slide 24 - Open question

Juan y yo __________(ir) a la escuela

Slide 25 - Open question

Yo _________ (hacer) mis deberes

Slide 26 - Open question

Imperativo (gebiedende wijs)

Slide 27 - Slide

Wat is de imperativo van: cortar

Slide 28 - Open question

Wat is de imperativo van: abrir

Slide 29 - Open question

Wat is de imperativo van: trabajar

Slide 30 - Open question

Wat is de imperativo van: ir

Slide 31 - Open question

Wat is de imperativo van: hacer

Slide 32 - Open question

Wat is de imperativo van: beber

Slide 33 - Open question