Gramática Capítulo 3: Mi casa es tu casa

Gramática Capítulo 3: Mi casa es tu casa
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Gramática Capítulo 3: Mi casa es tu casa

Slide 1 - Slide

Samenvatting Gramática H3
- Je leert de nummers van 20 tot 100
(Let op: de nummers van 0-20 weet je al!)

- Je kent de persoonlijk voornaamwoorden in het Spaans

- Je leert de juiste vervoegingen van het werkwoord TENER

Slide 2 - Slide

cuarenta y ocho
cien
veintitrés
veintinueve
sesenta y cuatro
ochenta y ocho
setenta y dos
    
       100

64
72
48
23
29
88

Slide 3 - Drag question

Schrijf op de juiste manier in het SPAANS de volgende getallen:
25, 37, 91, 100, 55

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Weet je nog? De persoonlijk voornaamwoorden zijn....
yo = ik
tú = jij
él/ella/usted= hij / zij / u
nosotros = wij
vosotros = jullie
ellos/ellas = zij (mannelijk) zij (vrouwelijk) meervoud
ustedes = u/jullie meervoud

Slide 7 - Slide

Wel of niet gebruiken?
In het Spaans worden persoonlijke voornaamwoorden vaak weggelaten omdat de vervoeging van het werkwoord duidelijk aangeeft wie de actie uitvoert. Ze worden echter wel gebruikt in de volgende gevallen: Om nadruk of contrast te geven

Maar....leer ze wel want in de oefeningen worden ze wel vaak gebruikt!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Mi padre __________ cuarenta y dos años
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tenemos

Slide 10 - Quiz

Las amigas de Martha ________ casas muy bonitas
A
tengo
B
tiene
C
tenemos
D
tienen

Slide 11 - Quiz

Nosotros __________ un dormitorio pequeño.
A
tiene
B
tenemos
C
tienen
D
tenéis

Slide 12 - Quiz

¿Vosotros ___________ la Xbox?
A
tienen
B
tenemos
C
tiene
D
tenéis

Slide 13 - Quiz

¿ Cuántos años _________ usted?
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tienen

Slide 14 - Quiz

Yo _________ 13 años.
A
tengo
B
tienes
C
tenemos
D
tiene

Slide 15 - Quiz

Mi madre y su hermana gemela ________ cuarenta y dos años.
A
tengo
B
tienen
C
tenemos
D
tienes

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide