onvoltooid verleden tijd

• Begrijpend lezen
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 2

onvoltooid verleden tijd

herhaling 

onvoltooid verleden tijd

Zet het werkwoord in de juiste vorm (ovt)

Gisteren __________ ik mijn huiswerk. (doen)

We __________ een mooie film in de bioscoop. (zien)

Hij __________ de hele dag in de rij bij de supermarkt. (staan)

Jullie __________ een spannend boek over oorlog. (lezen)

De cursisten __________ dat het examen moeilijk zou zijn. (denken)

Mijn opa __________ altijd kalm in moeilijke situaties. (blijven)

De hond __________ hard aan de riem. (trekken)

Anna __________ een lange e-mail naar haar vriendin. (schrijven)

Wij __________ tot tien uur ’s ochtends. (slapen)

Vorig weekend __________ ik van de zon en het strand. (genieten)

(geven) Hij ________ een mooi cadeau.

1. gaf
2. geef
3. gegeven

(zijn) Wij ________ in het museum.

1. zijn
2. waren
3. was

(nemen) Ik ________ een pauze.

1. neemt
2. nam
3. genomen

(kunnen) Ilse ________ de deur niet openmaken.

1. konden
2. kunnen
3. kon

(zitten) De kinderen ________ aan tafel.

1. zaten
2. zat
3. gezeten

goed gedaan!