Hulples 5

Nederlands
Hulples
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Hulples

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Programma
  • Lezen/Woorden
  • Paragraaf
  • Boekpromoties
  • Evaluatie/vragen

Slide 3 - Slide

Doelstelling
Na deze les:
  •  Kun je een persoonsvorm en onderwerp herkennen in een zin.

Slide 4 - Slide

timer
25:00
  • lees wat je wilt (moet op papier)
  • oordopjes zijn toegestaan 
  • je mag tegen de muur leunen
  • ipad plat
  • In stilte lezen!

Slide 5 - Slide

47. woord 
betekenis

48. Woord
=
betekenis

Slide 6 - Slide

timer
5:00
Doel: 
doel

Hoe: 
Talent online
Hulp: 
Lesstof 
Klaar?
Docent
Wat:
Opdracht

Slide 7 - Slide

Over wie/wat het gaat
Wat hij/zij doet
moeder
kookt
ligt
Hans
Belle
is

Slide 8 - Drag question

Over wie/wat het gaat
Wat hij/zij doet
Moeder
Hans
Belle
kookt
ligt
is

Slide 9 - Slide

Over wie/wat het gaat
Wat hij/zij doet
Moeder
Hans
Belle
kookt
ligt
is
Vandaag kookt moeder ons avondeten.
Ligt Hans nu alweer in de hangmat?
Ondanks de regen is Belle in een goed humeur.

Slide 10 - Slide

Over wie/wat het gaat
Wat hij/zij doet
Moeder
Hans
Belle
kookt
ligt
is
Vandaag kookt moeder ons avondeten.
Ligt Hans nu alweer in de hangmat?
Ondanks de regen is Belle in een goed humeur.

Slide 11 - Slide

En in deze zin?
In het slechtste geval verliest hij zijn bankpas en telefoon in de bus.
Over wie/wat het gaat
Wat hij/zij doet

Slide 12 - Slide

En in deze zin?
In het slechtste geval verliest hij zijn
 bankpas en telefoon in de bus.
Over wie/wat het gaat
Wat hij/zij doet

Slide 13 - Slide

En in deze zin?
In het slechtste geval verliest hij zijn bankpas en telefoon in de bus.
Over wie/wat het gaat
Wat hij/zij doet
Onderwerp (O)
Persoonsvorm (PV)

Slide 14 - Slide

Wat is het onderwerp?
  • Mijn zusje wil altijd de baas spelen.
  • O = Mijn zusje
Over wie/wat het gaat
Onderwerp (O)

Slide 15 - Slide

Wat is het onderwerp?
  • Mijn moeder en ik houden van tennis.
  • O = Mijn moeder en ik
  • Het kunnen dus meer woorden zijn
Over wie/wat het gaat
Onderwerp (O)

Slide 16 - Slide

Wat is het onderwerp?
  • Staat de vaas weer op de vensterbank?
  • O = de vaas
  • Het kan dus ook een voorwerp zijn
Over wie/wat het gaat
Onderwerp (O)

Slide 17 - Slide

Mijn Ipad loopt vast. (O)
A
Mijn Ipad
B
loopt

Slide 18 - Quiz

Mijn vader wandelt het liefst in de bergen. (O)
A
Mijn vader
B
wandelt

Slide 19 - Quiz

Achter de schuur staat mijn fiets. (O)
A
Mijn fiets
B
staat

Slide 20 - Quiz

Achter de schuur vind je mijn fiets. (O)
A
Mijn fiets
B
vind
C
je

Slide 21 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
  • Straks bel ik mijn oma even.
  • PV = bel
  • de persoonsvorm is dus geen persoon!
Wat hij/zij doet
Persoonsvorm (PV)

Slide 22 - Slide

Gisterenmiddag las ik een boek. (PV)
A
las
B
ik

Slide 23 - Quiz

Max Verstappen won zijn negende Grand Prix. (PV)
A
Max Verstappen
B
won

Slide 24 - Quiz

Lenny speelde luchtgitaar voor de spiegel. (PV)
A
Lenny
B
speelde

Slide 25 - Quiz

En nu door elkaar!

Slide 26 - Slide

Opa loopt met een wandelstok. (O)
A
Opa
B
loopt

Slide 27 - Quiz

Vorig jaar bleef ik zitten. (PV)
A
ik
B
bleef

Slide 28 - Quiz

Mijn school is de kleinste van de regio. (O)
A
Mijn school
B
is

Slide 29 - Quiz

Een PV is altijd een…
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 30 - Quiz

Het onderwerp is…
A
wat iets/iemand doet
B
over wie het gaat

Slide 31 - Quiz

De persoonsvorm (PV) is…
A
wat de hoofdpersoon doet
B
de hoofdpersoon van de zin

Slide 32 - Quiz

Huiswerk
Op je Ipad in Talent online:
  • huiswerk

Slide 33 - Slide

Boekpromotie(s)

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide