Taal h1

Taal h1
Op je tafel:
boek 
schriften
etui
laptop

Denk aan de 3 minuten regel
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taal h1
Op je tafel:
boek 
schriften
etui
laptop

Denk aan de 3 minuten regel

Slide 1 - Slide

Pak je planagenda
Huiswerk:
BBL: opdracht: 29 t/m 31, 34 t/m 37
KBL: opdracht: 33 t/m 40
TL: opdracht: 27, 30, 31, 32, 34, 36

SO opgeven Grammatica Blok 1

Slide 2 - Slide

Doelen BBL
Ik begrijp de betekenis van:
  • van verschillende schooltaalwoorden
  • verschillende woorden uit teksten
  • verschillende woorden die met school te maken hebben
  • Ik kan de betekenis van moeilijke woorden vinden door terug of verder te lezen.
  • Je kan woorden in alfabetische volgorde zetten



Slide 3 - Slide

Doelen KBL
  • Ik begrijp de betekenis van:
  • van verschillende schooltaalwoorden
  • verschillende woorden uit teksten
  • verschillende woorden die met school te maken hebben
  • Ik kan de betekenis van moeilijke woorden vinden door terug of verder te lezen.
  • Je kan woorden in alfabetische volgorde zetten
  • Je kunt herkennen wat een omschrijving, synomiem en tegenstelling is.

Slide 4 - Slide

Doelen TL
  • Ik begrijp de betekenis van verschillende schooltaalwoorden
  • Ik begrijp de betekenis van verschillende moeilijke woorden 
  • Je kunt synomiemen herkennen
  • Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Slide 5 - Slide

Schooltaalwoorden
  • Woorden die je op school gebruikt noem je schooltaalwoorden.
  • Schooltaalwoorden kom je bij alle vakken tegen
  • Voorbeelden van schooltaalwoorden zijn: mentor, tussenuur, mentor 

Slide 6 - Slide

Woorden uit teksten
  • In teksten kunnen woorden staan.
  • Lees een stukje verder of terug in de tekst om achter de betekenis te komen 

Slide 7 - Slide

Noem een woord dat een schooltaalwoord is.

Slide 8 - Open question

Stappenplan moeilijke woorden
  1. lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.
  2. Kijk naar bekende stukjes in het woord
  3. Kijk naar de plaatjes bij de tekst
  4. Vraag de betekenis of zoek de betekenis op in het woordenboek 

Slide 9 - Slide

Welke stappen kan je nemen bij moeilijke woorden?

Slide 10 - Open question

Woordenboek: zoekwoorden
- Boven aan de bladzijde van een woordenboek staan twee of vier opvallende woorden.
- Het eerste zoekwoord is het eerste woord dat op die bladzijde staat
_ het tweede zoekwoord is het laatste woord op die bladzijde staat


Slide 11 - Slide

Waar staan de zoekwoorden in een woordenboek?

Slide 12 - Open question

Aan de slag blok 1 taal

BBL: opdracht: 28 t/m 31
KBL: instructie
TL: Instructie

Slide 13 - Slide

Voorvoegsels
Voorvoegsels:
on- =niet
wan- =slecht(e)
her- =opnieuw
neo- = nieuw
mono-= alleen/een
anti-= tegen

Slide 14 - Slide

Achtervoegsels
-achtige = een beetjes als
- baar= je kunt het
- loos= zonder
- rijk= met veel

Slide 15 - Slide

Een voorbeeld van achtervoegsels zijn:
A
ongevaarlijk
B
monoloog
C
wantrouwen
D
vindingrijk

Slide 16 - Quiz

Een voorbeeld van een voorvoegsel is:
A
baarmoeder
B
rijkdom
C
ongevaarlijk
D
spier

Slide 17 - Quiz

Aan de slag blok 1 spelling

BBL: opdracht: 28 t/m 31
KBL: opdracht:  33 t/m 39 en 42
TL: Instructie

Slide 18 - Slide

Synoniem
- Woordraadstrategie= zoek naar een synoniem
- De tekst rondom een moeilijk woord kan je helpen om de betekenis te raden.
- Dat is een ander woord met dezelfde betekenis
- Voorbeelden van synoniemen zijn: agent- ploitieman
godsdienst-religie, stoep- voetpad-trottoir

Slide 19 - Slide

Noem een voorbeeld van een synoniem?

Slide 20 - Open question

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
- In spreekwoorden en uitdrukking wordt taal figuurlijk gebruikt.
- Als je niet weet wat een spreekwoord of uitdrukking betekent, gebruik dan een woordenboek.
- Kies dan het belangrijkste terfwoord in de zin en zoek die op.
Figuurllikk taalgebruik noemen ze ook wel beeldspraak.

Slide 21 - Slide

Wat is geen voorbeeld van spreekwoord?
A
Blaffende honden bijten niet.
B
Het hart op de tong hebben.
C
Loeiende koeien geven geen melk.
D
De bloemetjes buiten zetten.

Slide 22 - Quiz

Aan de slag blok 1 taal

BBL: opdracht: 21 t/m 27
KBL:  opdracht: 23 t/m 26 en 29 t/m 32
TL: opdracht: 27 t/m 32 en 34 t/m 36

Slide 23 - Slide

Wat heb ik vandaag geleerd?
- Ik weet wat korte en lange klanken zijn
- Ik weet hoe je woorden met ei/ij en ou/au moet schrijven
- Ik weet wat het verschil is tussen de stam en de ik-vorm 

Slide 24 - Slide