Memo schrijven 319BH/CH

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Nederlands: lesinhoud
Woensdag 22 maart 2022

Lesinhoud:
Planning komende tijd
Spellingskwesties: tbv spellingstoets
Memo schrijven
Spellingsoefeningen: op papier of online

Slide 2 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
diploma-uitreiking
B
diploma uitreiking
C
diplomauitreiking

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
café-eigenaar
B
caféeigenaar
C
café eigenaar

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
roc-leerling
B
roc leerling
C
rocleerling

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
stage-werkboek
B
stage werkboek
C
stagewerkboek

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
auto-alarm
B
autoalarm
C
auto alarm

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
radio-omroep
B
radioomroep
C
radio omroep

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vanille ijs
B
vanille-ijs
C
vanilleijs

Slide 9 - Quiz

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
zonnenbril
B
beukennootje
C
ladenkast
D
roggenbrood

Slide 10 - Quiz

Met of zonder tussen 'n'?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 11 - Quiz

Je schrijft een tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en
A
fout
B
goed

Slide 12 - Quiz

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen -n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord kan op -en en op -s eindigen
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen

Slide 13 - Quiz

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s
D
Dit woord heeft twee meervouden

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
allergiën
B
allergieën

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Orchideeën
B
Orchideën

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Bacteriën
B
Bacterieën

Slide 17 - Quiz

3 schrijfproducten in 60 minuten 2F
2 schrijfproducten in 60 minuten 3F

artikel                                                                                   memo
zakelijke e-mail                             verslag(je)                 
informele e-mail                                                    
advertentie/flyer                                             
zakelijke brief                             
betoog/reactie     

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wat is een memo?
kort briefje
korte boodschap 
telefonische boodschap
alleen de belangrijkste informatie

Slide 20 - Slide

Waar
kwamen
we de 
5 w's + 1h
nog meer tegen?

Slide 21 - Slide

Memo schrijven
  • Valkuilen memo:
  • In steno: (afge)korte zinnen (niet doen dus)
  • Info vergeten
  • Irrelevante info geven

Slide 22 - Slide

Opdracht: memo schrijven
Opdracht in de mail. 
Inleveren: map Nederlands, map Inleveropdrachten: Inleveropdracht 1
Vandaag inleveren.
 

Slide 23 - Slide

Wil je .... bewust maken wat het gevolg kan zijn.
A
er van
B
ervan

Slide 24 - Quiz

..... werd ik erg onzeker.
A
Daar door
B
Daardoor

Slide 25 - Quiz

....kon ik enkel ja antwoorden.
A
Hierop
B
Hier op

Slide 26 - Quiz

Regel
er
hier
daar
waar 
+ voorzetsel
=altijd aan elkaar!
VOORBEELDEN: erop - hierdoor - daarvan - waarin

Slide 27 - Slide

Dit zorgde .... dat ik slaagde.
A
er voor
B
ervoor

Slide 28 - Quiz

Ik ging niet akkoord,..... mijn klasgenoot zei dat ik dan pech had.
A
waarop
B
waarop

Slide 29 - Quiz

Samengestelde werkwoorden
doorbrengen
gebruikmaken
dichtdoen
bekendmaken
opendoen
terechtkomen
wijsmaken

Slide 30 - Slide

Aan elkaar of niet? Andere betekenis
Weleens: ooit, soms, best eens 
Heb je weleens Sangria gedronken?

Wel eens: tegenstelling 
Ik wil best wel eens naar Ibiza.

Slide 31 - Slide

Ik wil....nog even zeggen dat ik het er niet mee eens ben.
A
tenslotte
B
ten slotte

Slide 32 - Quiz

Hij is een ......; hij loopt lange afstanden.
A
lange afstandsloper
B
langeafstandsloper

Slide 33 - Quiz

....hij normaal doet, mag hij meedoen.
A
zolang
B
zo lang

Slide 34 - Quiz

Heb jij dat pakje....?
A
open gemaakt
B
opengemaakt

Slide 35 - Quiz

Ben jij de woning.....?
A
binnen getreden
B
binnengetreden

Slide 36 - Quiz

Ik heb het...... .
A
goedgedaan
B
goed gedaan

Slide 37 - Quiz