6.1 Licht en schaduw

6.1 Licht en schaduw
Meld je aan bij lesson-up
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScienceMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

6.1 Licht en schaduw
Meld je aan bij lesson-up

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Herhalen H8
  • Uitleg 6.1
  • HW: opdr. 1 t/m 12 van 6.1
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Herhalen H8 geluid
8.1 Geluid maken → bron, medium/tussenstof, ontvanger
8.2 Toonhoogte → frequentie in Hertz (Hz)
8.3 Geluidssterkte → volume in decibel (dB)
8.4 Geluidsoverlast → op 3 plekken bestrijden, geluid weerkaatsen of absorberen

Slide 3 - Slide

Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen maakt. Wat is geen geluidsbron?
A
De stembanden
B
De conus van een luidspreker
C
Een motor
D
Het trommelvlies

Slide 4 - Quiz

Een geluidsbron...
A
... is een stof waardoor trillingen zich verplaatsen
B
... veroorzaakt trillingen in de lucht
C
... vangt trillingen uit de lucht
D
... zet trillende lucht om in geluid

Slide 5 - Quiz

Wat kan GEEN tussenstof zijn
A
lucht
B
een muur
C
water
D
vacuum (in het heelal)

Slide 6 - Quiz

De geluidssnelheid is voor iedere tussenstof hetzelfde
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat is de geluidssnelheid in de lucht ongeveer?
A
250 meter per seconde
B
340 meter per minuut
C
340 meter per seconde
D
250 meter per minuut

Slide 8 - Quiz

Hoe dikker de snaar hoe
A
hoger de toon
B
dunner de toon
C
langer de toon
D
lager de toon

Slide 9 - Quiz

Karel slaat een snaar aan, wat kan hij doen om een hogere toon te krijgen
A
De snaar slapper spannen
B
Een dunnere snaar aanslaan
C
Een langere snaar aanslaan

Slide 10 - Quiz

Een snaar trilt 300 keer per seconde.
Wat is de frequentie in Hz?
A
30
B
300
C
3000
D
18000

Slide 11 - Quiz

Hoe hoger de frequentie hoe ...... het geluid
A
Harder
B
Hoger
C
Lager
D
Zachter

Slide 12 - Quiz

Welke toon is het laagst?
A
A
B
B
C
C

Slide 13 - Quiz

Oscilloscoop
Je ziet 2 tonen in beeld.
Welk signaal komt van het hoogste geluid?
A
de bovenste toon
B
de onderste toon
C
het maakt niet uit

Slide 14 - Quiz

Welke frequentie maakt de hoogste toon?
A
50 Hz
B
300 Hz
C
10 Hz
D
410 Hz

Slide 15 - Quiz

Wat is het frequentiebereik dat mensen kunnen horen?
A
0 Hz - 30.000 Hz
B
20 Hz - 20.000 Hz
C
10 Hz - 10.000 Hz
D
40 Hz - 40.000 Hz

Slide 16 - Quiz

Hoe hard het geluid is, wordt uitgedrukt in:
A
Frequentie
B
Trillingen per seconden
C
Decibel
D
Hertz

Slide 17 - Quiz

Oscilloscoop
Je ziet 2 tonen in beeld.
Welk signaal komt van het hardste geluid?
A
de bovenste toon
B
de onderste toon
C
het maakt niet uit

Slide 18 - Quiz

Welke toon is het hardst?
A
A
B
B
C
C

Slide 19 - Quiz

Rechts zie je vier oscilloscoop beelden. In welk beeld is de toon het laagst en klinkt het zachts.
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 20 - Quiz

Rechts zie je vier oscilloscoop beelden. In welk beeld is de toon het laagst en klinkt het hardst.
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 21 - Quiz

Hoe kun je geluidsoverlast voorkomen?
A
Geluid weerkaatsen
B
Geluid absorberen
C
Geluid isoleren
D
A, B en C zijn alledrie goed

Slide 22 - Quiz

Welk materiaal kan geluid absorberen?
A
schuimrubber
B
planken
C
doeken
D
eierdoosjes

Slide 23 - Quiz

Een geluidswal van glas (hard en glad materiaal) gaat geluidsoverlast tegen, door…
A
Geluid te absorberen
B
Geluid te weerkaatsen

Slide 24 - Quiz

6.1 Licht en schaduw

Slide 25 - Slide

Leerdoelen
  1.  Je kunt voorbeelden noemen van natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.
  2. Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.
  3. Je kunt uitleggen hoe je voorwerpen om je heen kunt zien die zelf geen licht geven.
  4. Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.
  5. Je kunt uitleggen welke schaduwbeelden ontstaan als een voorwerp verlicht wordt door één lamp of door twee lampen.

Slide 26 - Slide

Lichtbronnen
  • Kunstmatige lichtbron



  • Natuurlijke lichtbron

Slide 27 - Slide

Lichtstralen tekenen
Lichtstralen teken je als een rechte lijn met een pijl

Slide 28 - Slide

Voorwerpen zien
Licht van een directe lichtbron wordt door een voorwerp weerkaatst (indirecte lichtbron) en komt in je oog:

Je ziet een boom

Slide 29 - Slide

Diffuse weerkaatsing


Bij diffuse weerkaatsing 
wordt het licht in alle 
richtingen gereflecteerd.

Slide 30 - Slide

Schaduw construeren (tekenen)
Hoe teken je schaduw?

  • Randstralen

  • Schaduw markeren

Slide 31 - Slide

Kernschaduw en halfschaduw





De donkere schaduw is de kernschaduw
De grijze schaduw is de halfschaduw

Slide 32 - Slide

Leerdoelen
  1.  Je kunt voorbeelden noemen van natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.
  2. Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.
  3. Je kunt uitleggen hoe je voorwerpen om je heen kunt zien die zelf geen licht geven.
  4. Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.
  5. Je kunt uitleggen welke schaduwbeelden ontstaan als een voorwerp verlicht wordt door één lamp of door twee lampen.

Slide 33 - Slide

Zelf aan de slag
Maak de opdrachten van 6.1 (plus niet)
Dit mag in je boek of online

Slide 34 - Slide

Leerdoelen
  1.  Je kunt voorbeelden noemen van natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.
  2. Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.
  3. Je kunt uitleggen hoe je voorwerpen om je heen kunt zien die zelf geen licht geven.
  4. Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.
  5. Je kunt uitleggen welke schaduwbeelden ontstaan als een voorwerp verlicht wordt door één lamp of door twee lampen.

Slide 35 - Slide