Cursus 7 §11 pv verleden tijd sterke werkwoorden

1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - werkwoordspelling
1. Herhaling vorige les
2. Lesdoelen
3. Uitleg/ oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup

Slide 3 - Slide

De hond ... (blaffen, vt) gisteren naar iedere voorbijganger.
A
blafte
B
blaftte
C
blafde
D
blafdde

Slide 4 - Quiz

Tot ergernis van de oppas ... (huilen, vt) de kinderen de hele avond.
A
huilden
B
huildden
C
huilten
D
huiltten

Slide 5 - Quiz

Wanneer schrijf je in de persoonsvorm verleden tijd een dubbele d of dubbele t?

Slide 6 - Open question

Enkele wielrenners ... (verwonden, vt) zich gisteren bijna tijdens een val.
A
verwonden
B
verwondden

Slide 7 - Quiz

Hoe weet je of een werkwoord sterk of zwak is?
timer
1:00

Slide 8 - Open question

  • Je leert de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen.
Lesdoelen

Slide 9 - Slide

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij werkwoord-spelling

Slide 10 - Slide

Werkwoorden
In het Nederlands bestaan sterke en zwakke werkwoorden. Om werkwoorden goed te kunnen spellen, moet je weten wat het verschil is tussen beide soorten werkwoorden.

Slide 11 - Slide

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn wel sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
lopen - liepen
zoeken - zochten
gaan - gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
hopen - hoopten
maken - maakten
bestellen - bestelden


Slide 12 - Slide

zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden
werkwoorden die
+te/ten 
of
+de/den 

krijgen in de verleden tijd
werkwoorden die veranderen in de verleden tijd.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Uitlegfilmpje!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

  • Wat: Cursus 7 paragraaf 11 opdracht 1 t/m 5 blz. 244/245 maken. Schrijf de antwoorden in je schrift. 
  • Hoe: individueel
  • Hulp: boek, buren, mevrouw de Vries 
  • Tijd: timer
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: lees verder in je leesboek . 
timer
15:00

Slide 17 - Slide


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
De man (rijden) veel te hard.

Slide 18 - Open question


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Anne (blazen) in haar hete koffie.

Slide 19 - Open question


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Jasper (verzinnen) een smoesje.

Slide 20 - Open question


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Rick (nemen) nog een broodje.

Slide 21 - Open question