Wat hebben we vorige paragraaf geleerd?
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je ............................ van een tekst. Je kunt het.................... in één of een paar woorden zeggen, bijvoorbeeld: topsport, sociale media of verhuizen naar het buitenland.
Als je het............................. wilt weten, is het niet nodig om de hele tekst te lezen. Je leest de tekst dan........................... Waar let je dan op?