5.4 deel 1 Winst en verliesrekening

Hs 5 Winst & verlies (deel 1)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hs 5 Winst & verlies (deel 1)

Slide 1 - Slide

Lesdoelen, je kunt:
  • Een winst & verliesrekening opstellen

  • Financiële feiten in de winst & verliesrekening verwerken

Slide 2 - Slide

Programma



LessonUp vragen balans (10 min)
Uitleg Winst & Verliesrekening (30 min)
Opgaven maken: 
Afsluiting: wat heb je geleerd?

Slide 3 - Slide

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Positief saldo bij bank 
Kas
Debiteuren
Uitgegeven aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 4 - Drag question

Wat is het gevolg als ik voorraden verkoop en deze gelijk betaald worden door de klant?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Vlottende activa daalt Liquide middelen stijgt
D
Vlottende activa stijgt Liquide middelen stijgt

Slide 5 - Quiz

Wat is het gevolg voor de balans als een bedrijf aflost op een hypothecaire lening?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Lang VV daalt Liquide middelen stijgt
D
Lang VV daalt Liquide middelen daalt

Slide 6 - Quiz

Welke balansmutaties vinden er plaats?
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Slide 7 - Quiz

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000

Slide 8 - Quiz

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 9 - Quiz

Als een bedrijf winst maakt zal dat op de balans te merken zijn aan de omvang van
A
het eigen vermogen
B
banksaldo
C
kasgeld
D
de schulden

Slide 10 - Quiz

Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 11 - Drag question

Uitleg

Slide 12 - Slide

Voorraad- en stroomgrootheid
  • Bij het boekhouden maken we onderscheid tussen voorraadgrootheden en stroomgrootheden. 
  • Een voorraadgrootheid laat zien wat de waarde van iets op een bepaald moment is. Deze staan op de balans. 
  • Een stroomgrootheid geeft de waardeverandering over een bepaalde periode weer. Deze staan op de resultatenrekening.  

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Stroomgrootheden

De waarde van een stroomgrootheid meet je over een periode.

bijvoorbeeld: de omzet van een bedrijf in maart 2019

Slide 15 - Slide

Resultatenrekening 

Winst & verlies rekening
Omzet
- Inkoopwaarde
-----------------------------
Brutowinst
- Bedrijfskosten
---------------------------
Winst (verlies)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Ik vond deze les.... (heb je iets geleerd)
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll