2. Grammatica woordsoorten aanwijzend en vragend voornaamwoord

Grammatica woordsoorten

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Vragend voornaamwoord (vr.vnw)


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Vragend voornaamwoord (vr.vnw)


Slide 1 - Slide

Lesdoelen
1. Ik ken de vier aanwijzende voornaamwoorden.
2. Ik kan een aanwijzend voornaamwoord herkennen in een zin.
3. Ik ken de vier vragende voornaamwoorden.
4. Ik kan een vragend voornaamwoord herkennen in een zin.

Slide 2 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Een aanwijzend voornaamwoord wijst een mens, dier of een ding aan.

Er zijn vier aanwijzend voornaamwoorden: 
deze, die, dat, dit

Een aanwijzend voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord.  
Er kan een bijvoeglijk naamwoord tussen het aanw. vnw en het zn staan. 

Slide 3 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Bijvoorbeeld:

      Deze rode fiets vind ik mooier dan die zwarte (fiets). 

aanw.vnw    bn       zn                                              aanw.vnw     bn       (zn)

Slide 4 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Let op!
- Dat en die zijn alleen aanwijzend voornaamwoorden als je ze kunt vervangen door dit en deze.

- Woorden die een plaats of richting aangeven zijn geen aanwijzend voornaamwoorden (daar, daarheen, daarover, daarlangs)

Slide 5 - Slide

Wat zijn de aanw. vnw. in de volgende zin?

Gisteren hoorde ik van die jongen dat deze boeken daar liggen.

Slide 6 - Open question

Wat zijn de aanw. vnw. in de volgende zin?

Ga jij met die gewaagde outfit naar dat feest?

Slide 7 - Open question

Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Er zijn 4 vragende voornaamwoorden:
wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Vragende voornaamwoorden staan meestal aan het begin van de zin, maar dat hoeft niet. 
'Wie van jullie wil even een boodschap voor me doen?'
'Hij vroeg wie van ons even een boodschap voor hem wilde doen.'

Slide 8 - Slide

Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Let op!
- Woorden die vragen naar een plaats en tijd zijn geen vragende voornaamwoorden (waarheen, wanneer, waar).
- Wie en wat zijn geen vragend voornaamwoorden als ze terugverwijzen naar een eerder genoemd woord.
Het meisje, met wie (geen vr.vnw) ik ga winkelen, is mijn dochter.
Dat is iets wat (geen vr.vnw) ik nooit zou doen!

Slide 9 - Slide

Wat is het vr. vnw. in de zin?

Wat vertelde die jongen aan jou?

Slide 10 - Open question

Wat is het vr.vnw. in de zin?

Vertelde die jongen nou waar het feest was?
A
waar
B
die
C
er is er geen
D
nou

Slide 11 - Quiz

Met zulke praatjes hoef je bij hem echt niet aan te komen.
A
zulke = aanw. vnw
B
niet = aanw. vnw.
C
met = vr. vnw

Slide 12 - Quiz

Ze snapt niet wat ze anderen aandoet met dergelijke roddels.
A
Ze = vr. vnw. met = aanw. vnw.
B
wat = aanw. vnw. dergelijke = aanw. vnw
C
wat = vr. vnw.
D
wat = vr. vnw. dergelijke = aanw. vnw.

Slide 13 - Quiz

Mijn broer heeft geen idee wie zijn kapotte cd-speler kan maken.
A
Mijn = aanw. vnw wie = vr. vnw.
B
wie = aanw. vnw.
C
geen = aanw. vnw.
D
wie = vr. vnw.

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Log in op www.jufmelis.nl en maak de volgende opdrachten:
Aanwijzend voornaamwoord 1
Aanwijzend voornaamwoord 2
Vragend voornaamwoord 1
Vragend voornaamwoord 2

Slide 17 - Slide