HV1B spelling les 4

Hebben we er weer zin in!?
JAAAAAA
nee
Mwoah..
Start nu maar gewoon. Duurt lang
Mag ik nog even naar de wc?
Het is bijna weekend mevrouw!
Nee, waarom zou ik? ik heb toch al Nederlands gehad vandaag..
Heeft u al een cadeautje gekocht voor Valentijnsdag?
Kunnen we weer de sneeuw in?
1 / 30
next
Slide 1: Poll
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hebben we er weer zin in!?
JAAAAAA
nee
Mwoah..
Start nu maar gewoon. Duurt lang
Mag ik nog even naar de wc?
Het is bijna weekend mevrouw!
Nee, waarom zou ik? ik heb toch al Nederlands gehad vandaag..
Heeft u al een cadeautje gekocht voor Valentijnsdag?
Kunnen we weer de sneeuw in?

Slide 1 - Poll

Planning 
- Opdracht 3 bespreken
- Oefeningen met g, gg en ch
- Uitleg 'komma'

Doel: 
Komma's correct gebruiken

Slide 2 - Slide

Antwoord 3.1

Slide 3 - Open question

Antwoord 3.2

Slide 4 - Open question

Antwoord 3.3

Slide 5 - Open question

Antwoord 3.4

Slide 6 - Open question

Antwoord 3.5

Slide 7 - Open question

Antwoord 3.6

Slide 8 - Open question

Opdracht 4
1 houten hoort er niet bij; bij de andere woorden moet je steeds een klinker weglaten om er een bijvoeglijk naamwoord van te maken, maar bij houten niet: leer – leren; metaal – metalen; steen – stenen.
2 katoen hoort er niet bij; bij katoen met je -en toevoegen om er een bijvoeglijk naamwoord van te maken (katoenen handdoeken), bij de andere drie woorden niet.
3 zilveren hoort er niet bij; bij de andere woorden hoef je alleen maar een -n toe te voegen om er een bijvoeglijk naamwoord van te maken, bij zilver moet je -en toevoegen: aarde – aarden; pluche – pluchen; zijde – zijden; zilver – zilveren.
4 fris hoort er niet bij; bij de andere woorden hoef je alleen maar een -e toe te voegen om de lange vorm te maken, bij frisse moet je ook de s verdubbelen:
dwarse – Friese – malse; frisse.

Opdracht 4
1 houten hoort er niet bij; bij de andere woorden moet je steeds een klinker weglaten om er een bijvoeglijk naamwoord van te maken, maar bij houten niet: leer – leren; metaal – metalen; steen – stenen. 

2 katoen hoort er niet bij; bij katoen met je -en toevoegen om er een bijvoeglijk naamwoord van te maken (katoenen handdoeken), bij de andere drie woorden niet.


3 zilveren hoort er niet bij; bij de andere woorden hoef je alleen maar een -n toe te voegen om er een bijvoeglijk naamwoord van te maken, bij zilver moet je -en toevoegen: aarde – aarden; pluche – pluchen; zijde – zijden; zilver – zilveren.



4 fris hoort er niet bij; bij de andere woorden hoef je alleen maar een -e toe te voegen om de lange vorm te maken, bij frisse moet je ook de s verdubbelen:
dwarse – Friese – malse; frisse.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

CH
GG
G
rokeri...e
s...adelijk
kla..ten
lu...twegen
ba...erslib
opeenhopin...
...emische
omli...ende

Slide 11 - Drag question

CH
GG
G
...lamour
...elukkig
a...lomeratie
di...tbevolkte
...ique
re...isseur
tatoea...e
flamin...o

Slide 12 - Drag question

Typ een komma.

Slide 13 - Open question

Komma
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. Je zet een komma:

- Tussen twee persoonsvormen:
Als jij de wortels snijdt, schil ik de appels.

- Tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en):
 Lars bestelde twee kroketten, een frikadel en een patatje. 

- Tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin:
Hé, kun je even op me wachten, Rama?

- Voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra:
Teun is dol op sporten, maar zijn zusje heeft er een hekel aan. 

Slide 14 - Slide

De komma

Slide 15 - Slide

Een komma is een leesteken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Wanneer zet je een komma?
A
Je zet een komma tussen een naam en een uitroep.
B
Je zet een komma na een opsomming.
C
Je zet een komma na verbindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want...
D
Je zet een komma tussen twee persoonsvormen

Slide 17 - Quiz

Als jij je tas inpakt maak ik alvast het ontbijt klaar.
Waar moet de komma?
A
komma tussen maak en ik
B
geen komma
C
komma tussen inpakt en maak

Slide 18 - Quiz

Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Voor het woordje 'en' komt ... komma.
A
geen
B
een

Slide 20 - Quiz

Als je niet meedoet ben je al snel ongezellig.
A
komma tussen meedoet en ben
B
komma tussen ben en je

Slide 21 - Quiz

Welke 2 leestekens komen in deze zin voor?

Merel waar is de krant
A
komma en punt
B
komma en vraagteken

Slide 22 - Quiz

Waarom zijn de leestekens goed gebruikt?

Jozua bracht de lege flessen naar de glasbak, omdat zijn moeten het vriendelijke vroeg.
A
Komma tussen twee pv's
B
Komma voor een verbindingswoord
C
Komma voor de bijzin
D
Punt aan het einde van de zin

Slide 23 - Quiz

Wanneer gebruik je wat?
Aan het begin van een zin.
Tussen twee persoonsvormen.
Vóór een verbindingswoord.
Aan het eind van een vraagzin.
Aan het eind van een gewone zin.
hoofdletter
punt
vraagteken
komma
komma

Slide 24 - Drag question

Wij willen weten wie toch die mysterieuze Adje is maar we komen er niet achter!
A
De komma hoort tussen: is en maar
B
De komma hoort tussen: maar en we
C
De komma hoort tussen: weten en wie

Slide 25 - Quiz

Waar moet de komma?
Toen ze sliepen lagen ze stil.
A
er is geen komma
B
na Toen
C
na sliepen
D
na lagen

Slide 26 - Quiz

Na welk woord hoort een komma? Meneer u vergeet uw paraplu.
A
u
B
paraplu
C
uw
D
meneer

Slide 27 - Quiz

De komma maakt het verschil. Hiernaast staan algemene regels voor kommagebruik. Sleep de juiste zinnen naar de juiste regel.
tussen delen van een opsomming
voor een voegwoord
voor een voegwoord
tussen twee persoonsvormen
voor een voegwoord
De persconferentie van de premier trekt veel kijkers, omdat hij nieuwe maatregelen aankondigt.
Denk je dat we na 1 juni weer naar school mogen, maar dan wel in kleinere groepen?
Je moet minimaal anderhalve meter afstand tot elkaar houden, zoveel mogelijk in huis blijven en sociaal contact vermijden.
Wat op dit moment in de wereld gebeurt, is misschien een waarschuwing dat er iets moet veranderen.
Mensen vierden massaal carnaval met elkaar, terwijl bekend was dat het coronavirus heerste in de wereld.

Slide 28 - Drag question

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 29 - Mind map

Hoeveel heb je geleerd vandaag?
010

Slide 30 - Poll