Oefenvragen Thema 5.1, 5.2 en 5.4

Thema 5 
Stevigheid en beweging 
Oefenvragen
1 / 53
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 5 
Stevigheid en beweging 
Oefenvragen

Slide 1 - Slide

5.1 Het skelet van de mens

Slide 2 - Slide

Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6

Slide 3 - Drag question

Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van de hand
vingerkootje
ellepijp
handwortel-
beentje
spaakbeen
middenhands-
beentje
1
2
3
4
5

Slide 4 - Drag question


Hoe heten de groen gekleurde botten?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendewervels
D
Heiligbeen

Slide 5 - Quiz


Hoe heet het groen gekleurde bot?
A
Heiligbeen
B
Staartbeen
C
Heupbeen
D
Bekken

Slide 6 - Quiz


De borstkas beschermt
Kies het beste antwoord
A
het hart
B
het hart en de longen
C
het hart, de longen en de maag
D
het hart, de longen, de maag en de lever

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan

Slide 8 - Quiz

Welke functie van het skelet zie je het beste terug bij de schedel?
A
Het skelet geeft vorm aan het lichaam
B
Het skelet beschermt kwetsbare organen
C
Het skelet maakt het lichaam stevig
D
Het skelet zorgt dat het lichaam kan bewegen

Slide 9 - Quiz

Skelet
Uit hoeveel botten bestaat jouw skelet?
A
106
B
206
C
176
D
236

Slide 10 - Quiz

Nummer 3
Nummer 7
Nummer 14
Nummer 15
Nummer 19
Nummer 23
Kuitbeen
Scheenbeen
Handwortelbeentje
Wervelkolom
Schouderblad
Sleutelbeen

Slide 11 - Drag question

Sleep naar de botten die je 
ziet op de röntgenfoto:
Spaakbeen
Opperarmbeen
Ellepijp



middenhands
beentjes
handwortel
beentjes
vingerkootjes

Slide 12 - Drag question


Hoe heet bot nr 3?
A
Bovenarm
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Opperarmbot

Slide 13 - Quiz


Hoe heet bot nr 9?
A
Dijbeen
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen
D
Knieschijf

Slide 14 - Quiz


Hoe heet bot nr 14?
A
Rib
B
Sleutelbeen
C
Wervel
D
Borstbeen

Slide 15 - Quiz


Hoe heet bot nr 10?
A
Opperbeen
B
Heupbeen
C
Dijbeen
D
Scheenbeen

Slide 16 - Quiz

5.2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel 

Slide 17 - Slide

Zorgt kalk of lijmstof voor stevigheid?
A
Kalk
B
Lijmstof

Slide 18 - Quiz

Wat is het meest bewegelijk gewricht?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 19 - Quiz

Waardoor kunnen botten in een gewricht gemakkelijk langs elkaar bewegen?
A
Door gewrichtssmeer
B
Door gewrichtsbanden
C
Door kraakbeen
D
Door de beenverbinding

Slide 20 - Quiz

Sleep de beenverbinding naar de juiste beenderen
Twee teenkootjes
De wervels van het heiligbeen
Het heupbeen en het dijbeen
Ribben en het borstbeen
Gewricht
Vergroeid
Gewricht
Kraakbeen

Slide 21 - Drag question


Soort gewricht
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht
D
draaikogelgewricht

Slide 22 - Quiz

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Rolgericht
D
Atlas en draaier

Slide 23 - Quiz

Wat voor soort gewricht is B
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 24 - Quiz

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 25 - Quiz


Wat voor soort gewricht is C?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
D
Eivormig gewricht

Slide 26 - Quiz

Hoe heet gewricht nummer 5?
A
rolgewricht
B
zadelgewricht
C
scharniergewricht
D
eivormiggewricht

Slide 27 - Quiz

Gewrichtskogel
Gewrichtskapsel
Gewrichtskom

Slide 28 - Drag question

Gewrichtssmeer
Gewrichtskapsel
Kapselband
Kraakbeenlaagje
Houdt botten bij elkaar
Geeft extra stevigheid aan grote gewrichten
Bescherming van botten tegen slijtage
Soepel bewegen van het gewricht

Slide 29 - Drag question

Waaruit bestaan botten?
A
lijmstof
B
kraakbeen
C
kalk en kraakbeen
D
kalk en lijmstof

Slide 30 - Quiz

Zijn onderstaande beweringen waar of niet waar?
Sleep de beweringen naar het juiste hokje
Wel waar
Niet waar
Je ribben bestaan vooral uit lijmstof.
Kalk zorgt voor de stevigheid van je botten
Kraakbeen maakt het skelet harder.
Jonge kinderen hebben veel kalk in hun botten, waardoor die niet zo gemakkelijk breken.
Een haai is gestroomlijnd gebouwd.

Slide 31 - Drag question

Baby's zijn nog heel flexibel. De botten bestaan vooral uit:
A
Kraakbeen
B
Botweefsel

Slide 32 - Quiz

Welk bestanddeel van de tussencelstof geeft de stevigheid (hardheid) aan botweefsel?
A
Collageen
B
Lijmstof
C
Kalkzout(en)
D
Kraakbeenweefsel

Slide 33 - Quiz

rood beenmerg
geel beenmerg
voorbeeld botten
pijpbeenderen
platte beenderen
wel
wel
wel
geen
schedel
ribben
opperarmbeen
dijbeen
schouderblad
ellepijp

Slide 34 - Drag question

Kraakbeen is
A
Buigzaam
B
Niet buigzaam

Slide 35 - Quiz

Kraakbeen bevat
A
veel lijmstof weinig kalk
B
veel kalk weinig lijmstof
C
evenveel kalk als lijmstof
D
geen kalk alleen lijmstof

Slide 36 - Quiz

Kraakbeen heeft veel tussencelstof
A
waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

In een gewricht zitten laagjes kraakbeen. Waarvoor dient dit kraakbeen?
A
Om de botten op hun plaats te houden
B
Om de botten een beetje te laten buigen
C
Om het gewricht te laten bewegen
D
Om slijtage aan de botten te voorkomen.

Slide 38 - Quiz

Geel beenmerg
Rood beenmerg
vet opslag
Aanmaak van bloedcellen
Platte beenderen
Pijpbeenderen

Slide 39 - Drag question

5.4 Spieren

Slide 40 - Slide

Hoe noem je 2 tegengesteld werkende spieren?
A
Synergisten
B
Willekeurigw spieren
C
Onwillekeurige spieren
D
Antagonisten

Slide 41 - Quiz

Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren

Slide 42 - Quiz


Nummer 1 = triceps Nummer 2 = biceps?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quiz

Antagonisten en agonisten zijn spieren die dezelfde beweging tot gevolg hebben
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quiz

Een functie van een pees is aanhechting van een spier aan het bot
A
Juist
B
Onjuist

Slide 45 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein
A
Spieren spiercellen spierstelsel
B
Spierstelsel Spieren Spiercellen
C
Spiercellen spieren spierstelsel

Slide 46 - Quiz


Als een spier samentrekt:
hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner

Slide 47 - Quiz

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 48 - Quiz


Om de arm te buigen moet je
A
de biceps aanspannen
B
de triceps aanspannen
C
de biceps ontspannen
D
de biceps en de triceps aanspannen

Slide 49 - Quiz


De biceps en de triceps zijn spieren die bij bewegen
A
hetzelfde doen
B
het tegenovergestelde doen
C
nooit samenwerken
D
niets met elkaar te maken hebben

Slide 50 - Quiz

Bekijk afbeelding 1. Wat gebeurt er met de voet als spier P zich samentrekt?
Sleep het cijfer A of B naar de afbeelding

Slide 51 - Drag question

Sleep de juiste naam naar de juiste plek in het lichaam
Borstspier

Armbuigspier (biceps)

Rugspier
voorste dijbeenspier
Armstrekspier (triceps)

Kuitspier


Buikspier
Achterste dijbeenspier (hamstring)
Scheenbeenspier

Slide 52 - Drag question

Waar bestaan spieren uit?
A
Pezen
B
Bundels spiervezels
C
Vlies
D
kleine spiertjes

Slide 53 - Quiz