1x BME - Les 3 Over Taal + leesvaardigheid blok 3

Programma
- Roomservice (15 minuten)
- Letterlijk en figuurlijk taalgebruik (5 minuten)
- Zelfstandig werken + nakijken (20 minuten)
- Leesvaardigheid kernzinnen (5 minuten)
- Oefenen met kernzinnen (20 minuten)
- Uitleg nieuwe boekopdracht
- Boek kiezen

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Programma
- Roomservice (15 minuten)
- Letterlijk en figuurlijk taalgebruik (5 minuten)
- Zelfstandig werken + nakijken (20 minuten)
- Leesvaardigheid kernzinnen (5 minuten)
- Oefenen met kernzinnen (20 minuten)
- Uitleg nieuwe boekopdracht
- Boek kiezen

Slide 1 - Slide

Figuurlijk  taalgebruik


Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 2 - Slide

Uitleg: letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik
Met figuurlijk taalgebruik bedoelen we dat je iets zegt of schrijft dat je niet letterlijk moet nemen. Figuurlijk taalgebruik kom je tegen bij beeldspraak zoals een vergelijking.
Voorbeelden van figuurlijk taalgebruik
.

vb. Ze kookt van woede. (Ze kookt natuurlijk niet echt. Ze is heel kwaad).

Letterlijk taalgebruik
Met letterlijk taalgebruik bedoelen we dat wat je zegt zo is. Je doet precies wat er wordt gezegd.
vb. Ga de klas uit!

Slide 3 - Slide

Aan de slag!
  1. Over Taal blok 1: opdracht 8 en 10 (blz 34)
  2. Over Taal blok 3: opdracht 10 (blz 146)
  3. Klaar? Kom een puzzel halen
   
Vragen? Steek je hand op!
timer
15:00

Slide 4 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte
- Hoe herken ik het onderwerp van een tekst?
- Hoe herken ik de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 5 - Slide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Onderwerp
- Het onderwerp geeft in één woord of in een aantal woorden aan, waar de tekst over gaat
- Het onderwerp is nooit een hele zin
- Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen
- Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst


Slide 6 - Slide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Hoofdgedachte
- De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst weer
- Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van een tekst
- Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag : "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"

Slide 7 - Slide

Voorbeeld

Slide 8 - Slide

Antwoord voorbeeld
Onderwerp
"Yellow Caps"
Hoofdgedachte
De circa 13.00 fameuze gele taxi's in de Amerikaanse metropool New York worden vervangen

Slide 9 - Slide


Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit,.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 10 - Quiz

KERNZINNEN
Kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea.

Waar staat de kernzin? 
  • De 1e zin is de kernzin.
  • De 2e zin van een alinea is de kernzin.
  • De laatste zin van de alinea is de kernzin.


Slide 11 - Slide


Wat is de kernzin?
A
Jolles beschrijft recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren.
B
Diverse studies tonen aan dat puberhersens nog niet optimaal functioneren.
C
Bij meisjes zijn de hersenfuncties voor het maken van complexe keuzes volgroeid na hun 20ste.
D
Bij jongens ligt dat gemiddelde nog een paar jaar hoger.

Slide 12 - Quiz

Wat is de kernzin?
 Wat is de kernzin?

Slide 13 - Slide

Aan de slag!
  1. Leesvaardigheid blok 3: opdracht 6 (blz 153) en opdracht 7 (blz 154)
  2. Klaar? Ga verder met je puzzel
   
Vragen? Steek je hand op!
timer
20:00

Slide 14 - Slide