week 17 les 1 hoofd- en bijzaken

Lezen 
timer
10:00
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Leerdoel 


Je leert hoofdzaken en bijzaken herkennen in een tekst.

Slide 2 - Slide

Instructiefilmpje

Slide 3 - Slide

Korte samenvatting
De belangrijkste informatie in een tekst of programma noem je hoofdzaken.
Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot. Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want in een van deze zinnen staan ook hoofdzaken.

Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken. Bijzaken zijn vaak voorbeelden of een uitleg. Er zijn woorden waaraan je kunt zien dat er een voorbeeld of een uitleg komt: bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals of onder andere.

Slide 4 - Slide

Wat is de hoofdgedachte?
A
Waar ik in mijn hoofd over nadenk waar de tekst over gaat.
B
Een stukje herhaling
C
Het belangrijkste van de tekst in twee zinnen.
D
Het belangrijkste van de tekst over het onderwerp in één zin.

Slide 5 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 6 - Quiz

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd in 1 zin.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker.
D
Alle bijzaken bij elkaar.

Slide 7 - Quiz

Zijn hoofd of bijzaken belangrijker in een tekst?
A
hoofdzaken zijn belangrijker dan bijzaken
B
bijzaken zijn belangrijker dan hoofdzaken

Slide 8 - Quiz

Hoofd-en bijzaken staan nooit samen in één alinea.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Hoofdzaak of bijzaak?
Zin 1: Het hoofd van de plaatselijke brandweer heeft vaak gevreesd voor zijn leven.

Zin 2: ‘Vorige week liep in een brandend huis, toen er opeens een deel van het plafond naar benden kwam dat me op een haar naar miste.'
A
Beide zinnen zijn hoofdzaken
B
Beide zinnen zijn bijzaken
C
Zin 1 = hoofdzaak / zin 2 = bijzaak
D
Zin 1 = bijzaak /zin 2 = hoofdzaak

Slide 10 - Quiz

Aan de slag op blz. 31 t/m 34.
- Maak opdracht  1 t/m 3.

- Kijk je werk na. Is het niet af? Dan wordt het huiswerk. 

- Klaar? Dan even lezen, tekenen of puzzelen. 
timer
20:00

Slide 11 - Slide