Het bijvoegelijk naamwoord

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
- Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat het doet in het Nederlands maar ook in het Frans
- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord aanpassen aan het onderwerp waar het bij staat

Slide 2 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les voitures sont (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les chats sont (rood)
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Voorbeelden:

Il a un chat gris
Ma mère a cinq chats gris

L'éléphant est gros
les éléphants sont gros

Slide 13 - Slide

Mon chat est rouge
Ma chambre est rouge aussi

Le mur jaune
Les maisons jaunes

Slide 14 - Slide

Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (frans)
A
francais
B
francaise
C
francaiss
D
francaises

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Ik begrijp het bijvoeglijk naamwoord in het Frans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll