Spaans w1a 12102020

España
Wat heb je nodig?
  • LessonUp (iPad)
  • Spaans schrift
  • de module
1 / 11
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

España
Wat heb je nodig?
  • LessonUp (iPad)
  • Spaans schrift
  • de module

Slide 1 - Slide

              ¿Qué vamos a hacer?

  1. info SO 
  2. Werkwoorden
  3. ¡A trabajar! 
  4. Los deberes 
Aan het eind van deze les kan ik de werkwoorden op -ar vervoegen!

Slide 2 - Slide

información SO
  • Korte terugblik eerste schriftelijke overhoring.
Schriftelijke overhoring 2: 
El lunes dos de noviembre, 
la primera hora 

Slide 3 - Slide

De regelmatige werkwoorden op -ar
  • Het vervoegen van werkwoorden, wat is dat?
  • In het Spaans zijn er 3 soorten werkwoorden. 


De Spaanse werkwoorden eindigen op:
-ar
-er
-ir
hablar
trabajar
caminar
estudiar
bailar
cantar
  • Bovenstaande werkwoorden zijn de hele werkwoorden.
  • Als je -ar van de werkwoorden afhaalt heb je de stam.           (camin, bail, trabaj, estudi, habl, cant)

Slide 4 - Slide

Stap 1: 
de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 5 - Slide

Stap 2: 
leer de vervoegingen van -ar

yo
as
él / ella/ usted
a
nosotros / nosotras
amos
vosotros / vosotras
áis
ellos / ellas / ustedes
an
Deze uitgangen plak je achter de stam!
neem dit schema allemaal 
over in je schrift!

Slide 6 - Slide

Stappenplan
hablar = praten
Nu wil je zeggen jij praat. (voorbeeld)

1. Haal -ar van het hele werkwoord af: habl (dit is de stam)
2. Wat is de jij-vorm?
3. Welke vervoeging staat er bij tú? as
4. plak de vervoeging achter de stam = habl + as = hablas 

                                       JIJ PRAAT = TÚ HABLAS 

Slide 7 - Slide

Un ejemplo / een voorbeeld
Omdat iedere persoon een uniek werkwoord heeft, laten Spanjaarden het persoonlijke voornaamwoord vaak weg. 

Slide 8 - Slide

Vervoeg nu zelfstandig de volgende werkwoorden in je schrift:
Tip: schrijf eerst de persoonlijke voornaamwoorden + vervoegingen op in je schrift! 
  • hablar (praten)
  • estudiar (studeren)
  • caminar (wandelen) 
  • cantar (zingen)
  • bailar (dansen)

Slide 9 - Slide

Het werkwoord SER

Slide 10 - Slide

Los deberes
El miércoles catorce de octubre
(la cuarta hora / het 4e uur)

Maak: opdracht 4.3 uit de module (A t/m F)

Slide 11 - Slide